Gepubliceerd op: vrijdag 31 mei 2019

EI 161: Rob Zweedijk – geen volzin

 

hoe ver het af is dat sluit
dat uit de achtergrond en loslaat
losslaat wat de buitenkant

niet wat het bedachte van de rest draagt

geen idee zonder meer dan vol
volgt dan toch ontegenzeggelijk

in hoeverre het af is wat het sluit
of het daarmee een vergissing is of
wat laat staan het belang en achteraf
iets meer dan wat er overblijft staat te bedenken
als je durft

voor het verdelen weer begint

____
Hoeveel betekenissen kan één gedicht voortbrengen? Een oneindig aantal, zouden we vanuit semiotisch perspectief kunnen zeggen. Maar dat is theorie: zo ervaart nooit iemand het. Toch komt dit gedicht voor mij in de buurt. Hoe komt dat?

Misschien omdat we het kunnen lezen als het proces van lezen, interpreteren en betekenis. Vanaf het moment dat de woorden loslaten ‘uit de achtergrond’, tot ‘het bedachte’ en ‘idee’, tot de betekenis van het gedicht als geheel: ‘een vergissing’ of toch iets van ‘belang’?

Of misschien omdat het gedicht zelf een uitbreiding tot in het oneindige in zich draagt. Het gedicht toont ons twee variaties. Dat zien we het duidelijkste in v7 als variant van v1. Maar er zijn meer elementen die in het tweede deel in variant terugkomen. Bijvoorbeeld ‘het bedachte’ (v4) – ‘te bedenken’ (v10), ‘de rest’ (v4) – ‘wat er overblijft’ (v10). En het gedicht stelt aan het einde expliciet dat ‘het verdelen weer begint’. Blijkbaar kunnen we meer varianten verwachten. Waarschijnlijk geldt dat ook voor de verdeling van versregels over strofen. In het eerste deel zijn de 6 versregels verdeeld als 3-1-2, in het tweede deel 5-1.

Misschien ook omdat meer varianten niet alleen denkbaar zijn, maar ook voelbaar. Het gedicht laat ons associaties zien als manier om nieuwe varianten toe te voegen: ‘loslaat’ – ‘losslaat’, ‘vol’ – ‘volgt’, ‘laat staan’ – ‘staat’. Daardoor worden we uitgedaagd (‘als je durft’) om te lezen wat er net niet staat en zo betekenissen en varianten toe te voegen. Bijvoorbeeld roepen v1 en v7 het woord ‘afsluiten’ op, en v12 het woord ‘verleden’.

Of misschien zit het hem veel eenvoudiger in het ontsnappen aan de grammaticale regels. Daardoor is eigenlijk iedere versregel ambigu, kan gelezen worden in combinatie met de versregels eromheen, of als op zichzelf staand. Ook krijg je als lezer de neiging dan maar zelf wat woorden toe te voegen om er iets van te maken dat meer op een ‘volzin’ lijkt.

Zowel qua disruptie van grammatica als qua herhaling lijkt het gedicht sterk schatplichtig aan Faverey. En waarschijnlijk speelt dat ook mee. Want door mijn hoofd rollen tijdens het lezen van dit gedicht ook versregels als “(En deze wordt // herhaald: is n.l. een speld).”, “Hoe het is zich vernietst / ontgaat mij totaal.” en “Zeg nou eens ‘bal’, dolfijn.”

Het gedicht is inderdaad ‘geen volzin’. Omdat het zich de daarvoor benodigde grammatica niet wil aanmeten. Ook omdat het nadrukkelijk niet een afgesloten geheel wil zijn. En ook omdat het niet één betekenis toestaat het volledig af te dekken.
Nee, ook het meta-niveau van (ongelimiteerde) semiosis niet. Het gedicht is abstract en we kunnen net zo makkelijk zeggen dat het gaat over een mensenleven, of over politiek, of over …
____

 

hoe verder geen punt
Rob Zweedijk
Uitgeverij Querido
ISBN 9789021412931

 

 

 

 

 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.