EI 160: Peter Prins – 52° 00’ 40’’ NB, 4° 20’ 15’’ OL, 08:03 u
52° 00’ 40’’ NB, 4° 20’ 15’’ OL, 08:03 u,
lief inzicht
aan de ronde tafel in de kleine stad met pijn in de enkels wachtend op het uur dat er
vertrokken kan worden en de eieren, die nu nog in de pan dansen, hard genoeg zijn,
laatdunkendheid kleeft aan de rommel, aan de kamers boven en het blad
in de goot dat uit armoede viel, niet uit plichtsbesef,
____
Een logboek beschrijft gebeurtenissen en observaties. Bijvoorbeeld tijdens een reis op een schip. Plaats, datum en tijd worden vastgelegd. Op een schip is het daarbij niet mogelijk als plaatsbepaling een adres op te geven. Als je in Delft bent, en dat is waar de coordinaten in v1 naar verwijzen, kan dat wel. Toch wil je misschien niet gewoon het adres opgeven. Bijvoorbeeld omdat je logentry onderdeel is van een serie, waarvan je mogelijk niet elke plaatsbepaling kunt doen met een adres, zodat je gekozen hebt voor een manier die overal werkt. Of omdat je wilt dat mensen in de toekomst de plek kunnen vinden, ook als straten hernoemd zijn, gemeenten heringedeeld, en Delft -wie weet- al lang onder de zeespiegel verdwenen is.
De WGS 84 coordinaten gebruiken we tegenwoordig voor GPS en routebepaling m.b.v. navigatorsystemen. Opvallend is dat in de logentry de datum ontbreekt. Alsof het niet uitmaakt of het beschrevene op een donderdag of een zondag was, of in de winter of in de zomer, of in 1960 of 2019. De tijd staat er dan wel weer nauwkeurig bij vermeld, alsof het beschrevene een dagelijks terugkerend fenomeen is. En misschien is dat ook wel zo. Drie minuten over acht ’s ochtends met ‘eieren’ die ‘in de pan dansen’: blijkbaar hebben we het over het ontbijt. Dat doen we inderdaad voordat ‘er vertrokken kan worden’ naar de dagelijkse werkzaamheden.
Een dagboek is ook een vorm van een logboek. Standaard begint een entry daarin met de aanhef “lief dagboek”. Hier begint de dichter met ‘lief inzicht’. Daarbij mogen we ‘inzicht’ best ook opvattten als een omgekeerd uitzicht. Bovendien is het maar de vraag in hoeverre het een aanhef betreft: er ontbreekt immers een komma. En dat terwijl dit gedicht, hoe kort ook, negen komma’s bevat. De komma is tegelijk afsluiting en verbinding, benadrukt fragmentatie en voortgang.
Door het ontbreken van de komma achter ‘lief inzicht’ kunnen we dat ook opvatten als het onderwerp van het (ontbrekende) werkwoordelijk gezegde van de eerste strofe. Er wordt geen persoon genoemd, hoewel de ervaring van ‘pijn in de enkels’ geobserveerd wordt. Er is minstens één persoon ‘wachtend’ tot ‘er vertrokken kan worden’, die bepaalt of de ‘eieren’ ‘hard genoeg zijn’.
De vraag blijft of het ‘inzicht’ een inkijkje is in een dagelijks leven, door een raam van buiten naar binnen, waarschijnlijk een keuken. De afstand die door het onpersoonlijke wordt geschapen past goed hierbij. Misschien ook gaat het over een ‘inzicht’ verkregen op dat moment, op die plek, ‘aan de ronde tafel’, onder die condities. Maar als het een eureka-moment is, ontbreekt de euforie.
Wat dat betreft is het beeld van de ‘eieren, die nu nog in de pan dansen’ veelzeggend. Die ‘eieren’ hadden moeten uitgroeien tot volwaardige dieren. Nu worden ze gekookt, lijkt het of ze ‘dansen’, m.a.w. of ze zich prima vermaken. Moeten we dit zien als metafoor voor een ‘inzicht’, een belangrijke gedachte of idee, dat niet tot volledige ontplooiing kan komen? Of geldt dat voor een mensenleven, dat geen eigen individualiteit krijgt, maar onpersoonlijk blijft?
Geen euforie, ook niet in de tweede strofe, integendeel. Daar is ‘laatdunkendheid’, ‘rommel’, ‘armoede’, ‘plichtsbesef’. Alles behalve vreugde.
Een vraag die de tweede strofe oproept, is of het gedicht met het ‘blad in de goot’ een beweging maakt van binnen naar buiten, tegengesteld aan het ‘in-zicht’. Als het hier gaat om een ‘blad’ van een boom in de dak’goot’ wel. Maar als het gaat om een (dien)’blad in de goot'(steen), dan zijn we waarschijnlijk nog in de keuken van de eerste strofe.
In de tweede strofe is net als in de eerste strofe een persoon op de achtergrond aanwezig. Iemand die zich stoort aan de ‘rommel’, vindt dat die ‘laatdunkend-‘ is. Iemand die besluit dat ‘het blad’ ‘uit armoede viel, niet uit plichtsbesef’. Zo blijft het gedicht dubbel: is onpersoonlijk in zijn formulering, maar het beschrevene vereist een innerlijk van een persoon. Is dat dan het ‘inzicht’ waar het gedicht over gaat: iemand die zichzelf en de eigen gedachten, gevoelens, oordelen afstandelijk observeert?
Het gedicht gaat over specifieke omstandigheden, maar door de afstand wordt het algemener. Bovendien is het ingebed in een dagelijkse herhaling. Gecombineerd met de troosteloosheid hebben we een gedicht dat sterk existentialistisch aandoet. Alleen het problematiseren van de individualiteit past daar niet in. Het gedicht eindigt dan ook met een komma. Weer een fragment afgerond, op naar de volgende.
____
contouren voor verderop
Peter Prins
Uitgeverij crU
ISBN 9789079993222
Eerder verschenen op onze site drie gedichten van Peter Prins, die ook in deze bundel staan.