Gepubliceerd op: zondag 31 maart 2019

R14: Dialoog van twee gemeentewerklieden (begin)

 

Aan het begin van de vergane straat stopte, voor de groene barrikadering, een vrachtwagen met op de portieren het gemeentewapen – een tweekoppige adelaar – en daarboven, in een boog, het woord PLANTSOENENDIENST. De portieren werden opengeklapt en er sprong een tweetal in blauwe overalls geklede en van petten met rode banden voorziene arbeiders naar buiten.
Terwijl uit de aan weerskanten opengelaten kabine keiharde radiomuziek schalde keken ze elkaar aan, vragend, met opgetrokken wenkbrauwen. Daarna richtten ze hun blik op hetgeen hen de weg radikaal versperde.
‘Nooit geweten dat hier een park was’ zei de ene, een donkerblonde kwieke man van een jaar of vijfendertig, met een bruin glad gezicht.
‘Je bent ook nog maar een blauwe maandag bij de plantsoenendienst’ zei de andere, een man van gevorderde leeftijd, met kleine verdrietige en rode oogjes achter brilleglazen en met baardstoppels en een hangsnor, ‘hier heb je overal plantsoenen. Er zijn er zoveel dat je ze niet uit elkaar kunt houwen’.
‘Dit lijkt anders meer op een stukje jungle dan op een plantsoen’ zei de jongere, ‘moet je die stammen zien. Wat zijn dat feitelijk voor bomen? Ken jij dat soort?’
‘Héhé’ zei de snor, ‘wou je me erin luizen maat. Dacht je nou echt dat ik niet zie dat dat platanen zijn? Wat denk jij eigenlijk van mij?’
‘Mooie platanen’ zei de jongere, ‘als ik jou was zou ik mijn brilleglazen eens goed schoonpoetsen. Als dat platanen zijn ben ik een komkommer. Ik zal je es wat zeggen: zulke bomen heb ik hier nog nooit gezien. Die heb je alleen in de tropen volgens mij. Toen ik tegen de blauwen vocht heb ik dat soort wel eens gezien. Maar…’
‘Hou je bek nou eindelijk es over die blauwen van je’ zei de oudere man nors, zijn bril schoonvegend en hem voorzichtig opzettend, zorgend het glas niet met zijn vingers aan te raken, ‘ik heb de pest aan die opschepperstoon van je. Dat je in de tropen gezeten hebt weten we zo langzamerhand nou wel. Je moest…’
Zijn mond zakte langzaam open en ontblootte een sterk afgebrokkeld en inkompleet gebit. Naar zijn shag tastend in zijn zakken zonder die te kunnen vinden staarde hij naar wat hij even tevoren voor een stel platanen versleten had.
‘Wel godverdomme, wat is dàt!’ zei hij verbaasd, ‘dat is geen park, dat is, dat is… Wat een rotzooi!’

—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.

 

 

Over de auteur

Ranonkeljaar

- Het bijzondere boek Ranonkel verscheen in 1969. Het bestaat dus 50 jaar. Bovendien is de schrijver, Jacques Hamelink, in januari 80 jaar oud geworden. Alle reden om 2019 uit te roepen tot Ranonkeljaar. Iedere week behandelen we op ooteoote.nl een hoofdstuk.