R2: Er wordt een gedachte gewijd aan de profeet Jonas (einde)
Hij schoot zijn kleren aan en repte zich naar de huiskamer. Het hele raam was
verduisterd door de plant, die zich zacht wiegde in de door het openstaande raam
binnenstromende bries. Een wilde wingerd bedekte als een plantaardig schilderij
hele stukken van de muur. De zoldering aan de raamkant was eveneens grotendeels
overtrokken met lange vingerdikke zachtgroene ranken.
Hij liep de kamer verder binnen, naar het raam, en waadde tot de enkels in de
smalle spitse pijlpuntig gevormde bladeren. De hele kamer had een geur van aarde,
muf, wild, van driftige weldadige groeikracht, een geur die hij diep inademde. Die
hem duizelig van geluk en onrust maakte.
—-
Lees het volledige hoofdstuk online op dbnl.