Gepubliceerd op: maandag 7 januari 2019

EI 133: Veva Leye – t (o) t

 

___

Bij Franse spoorwegovergangen hangt, alsof het rood en de versperring van de slagbomen niet volstaan, een bord met de waarschuwing ‘Un train peut en cacher un autre’. Opgelet, een voorbijrijdende trein kan een andere trein aan het oog onttrekken. Dichter bij huis: ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’ (Martinus Nijhoff).

De titel van Veva Leyes bundel HAP AX LE GO ME NON kun je gebundeld of aan stukken gehakt lezen: ‘hapax legomenon’: een woord dat in een taal of in het oeuvre van een schrijver slechts eenmaal voorkomt – of  zes afzonderlijke woorden: een Nederlands bevel om ergens je tanden in te zetten (of het product ervan), het Amerikaans  Engelse woord voor ‘bijl’, het Franse mannelijk bepaald lidwoord, de Engelse werkwoordsvorm of infinitief voor ‘gaan’, de Latijnse of Nederlandse of Engelse lijdend voorwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’ (ego), het ontkennende Latijnse en Franse bijwoord ‘niet’ en als grillige buitenbeentje het Nederlandse substantief voor een uitstervend ras, de kloosterzuster.  Maar nog: hoe verleidelijk is het niet de twee middelste lettergrepen als één woord samen te lezen: lego, Latijn, eerste persoon enkelvoud voor ‘ik lees’ en merknaam voor Deens plastic bouwspeelgoed.

Zoals de titel al laat zien, is de bundel meertalig, dissociërend en associërend. Hem lezen is verzamelen, ontrafelen, ontdekken: meerzinnigheid, dubbele bodems (afhankelijk van in welke taal je een woord activeert), ongewone woordkoppelingen, spiegelende letters en woordbeelden zien. Gaan waar de woord(beeld)en gaan, maar ook dwalen over de bladspiegel, in de traditie van Mallarmé. Gewaagde woordspeligheid, in het spoor van Joyces Finnegans Wake.

Dit gedicht komt uit de cyclus ‘Quo(d) dodo’. Het ‘quo’ roept ‘Quo vadis?’ op: waar ga je heen? De dodo: de uitgestorven vogel, een pijnlijk kapittel in de geschiedenis van de menselijke omgang met dieren. ‘Quod’: wat met, maar ook dat wat, zoals in ‘Quod erat demonstrandum’: wat te bewijzen viel. En in de context van de bundel, waar vaker letters van plaats verwisselen, kan de opvallende ‘o’ natuurlijk één positie verspringen: dood.

Het gedicht begint met een woord dat je in twee talen kunt lezen: ‘tot’ als Nederlands voorzetsel, ‘tot’ als Duits adjectief. Semantisch liggen ze niet zo ver uit elkaar: ze betekenen een uiterste grens, een limiet van het leven. Maar eigenlijk normaliseert of verbastert deze lezing wat er staat: de ‘o’ staat op de volgende regel, sterker dan subscript, lager bij de grond: ondergronds, onder de zoden? In ‘o tegenwoordig d’ wordt het woord dat aanwezig of present betekent tegelijk een tegen-woord, misschien de tegenspraak van het courante.’ver-tegenwoordig-d’? Het prefix ver- komt verderop vaker voor, wijzend op een toestandsverandering, op veraf? De afzonderlijke T en daaronder ‘od’ bevestigen de tweede lezing van ‘tot’ als Duits woord, met het spellingverschil tussen adjectief en substantief.

Tegen de linker kantlijn worden vervolgens ‘tot’ en ‘tod’ door een x verbonden: een onbekende,  daaronder nog raadselachtiger ‘doxtot’. Deze twee eigengereide ‘samenstellingen’ worden tegen de rechterkantlijn aangevuld door het verbroken deelwoord en de OVT ‘verbroken  br a k’. Die spatiëring maakt de betekenis van het breken zichtbaar. Ze wekt ook – iconisch en klankmatig – de associatie met een afbrekende tak.

‘Verboden’ is een echo van ‘verbroken’, ‘ons uitscheidt’ krijgt syntactisch zin als je het verbindt met ‘totxtod’ en dat intertekstueel leest als ‘tot de dood ons scheidt’. ‘der’ kan een nagehaald bepaald lidwoord bij het hogere ‘Tod’ zijn, het overblijvende uit-  krijgt een enigszins scabreuze betekenisherhaling in ‘(ver)gat’. ‘op het bot’ komt als uitdrukking vaak voor met ‘tot’, in de betekenis van grondig, nietsontziend. Is het door de nevenschikking op het witte blad van ‘worg’ en ‘woordpoging’ dat je achter dat laatste woord, de beginletter verticaal spiegelend, ‘moordpoging’ leest? En je, misschien al te subjectief (hoewel steeds uitgelokt door wat er staat), bij ‘worg’ worgengel aanvult? Het valt ook op dat ‘worg’ een samentrekking (met elisie van enkele letters) van ‘woordpoging’, de poging tot verwoorden is. Alsof de dichterlijke keel wordt dichtgesnoerd voordat een andere mededeling kan worden geformuleerd.

Op de volgende regel gebeurt het omgekeerde: een ‘d’ wordt toegevoegd aan het woord ‘verwachting’: het ding dat wordt verwacht, de enige zekerheid in het leven. Weer een allusie op het spel met stemloze en stemhebbende medeklinker in ‘tot’ en ‘Tod’? Verder naar beneden lijkt een concreet gedicht in het gedicht te staan, vier vreemde woorden gegroepeerd om een kleine rechthoekige witte ruimte: ‘para’, meertalig leesbaar als Spaans ‘voor’ of Grieks ‘van’, ‘naast, ‘in tegenstelling tot’, hier echter een voorzetsel zonder een direct erop volgend naamwoord. Spontaan krijgt de combinatie ‘para expulsión’ de voorkeur: door het accentteken op de ‘o’ duidelijk Spaans voor verdrijving (weer een ver-!). ‘parada’ is het Spaanse woord voor ‘stop’, ‘halte’ maar ook voor ‘stoppen’ en ‘graf’ – waarmee de isotopie van de dood wordt versterkt. Het onderste woord rechts, ‘tod.os’ herneemt eerder voorgekomen begrippen ‘Tod’ en ‘os’ (Latijn voor bot) en kan in de Spaanse context natuurlijk ook worden gelezen als ‘todos’, allen.

De slotregel bestaat slechts uit één woord, maar dat verbergt weer een ander: ‘Allerbeenderen’, een eigenzinnige, consequente herschrijving van de feestdag Allerheiligen. Voortbestaan in het hiernamaals (hierboven?) ingeruild voor een aardse knekelhoop, al dan niet onder de grond. Zo is het gedicht een sterk talige meditatie over het onvermijdelijke gevangen zitten in de cirkelgang van de dood. Memento mori. Er leven nu 7,6 miljard mensen, een klein deel van de 75 miljard die vóór ons de aarde hebben verlaten. Beduidend meer doden dus dan levenden, al wordt – anders dan in Veva Leyes schriftuur – de vanzelfsprekendheid van de dood door de zo in het oog springende tegenwoordigheid van het leven aan het oog onttrokken.

HAP AX / LE GO ME NON
Veva Leye
Uitgeverij het balanseer
ISBN 9789079202539

 

 

 

 

Over de auteur

- is criticus en literair vertaler: recentelijk Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten (2011), Spiel auf Leben und Tod. Die Auferstehung des Konrad Bayer (Schreibheft 79/2012), Norbert Hummelt, Geen veerman, geen Styx (2014, met Jan Baeke), Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, idioot (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018), Georg Heym, De gek (2019), Gerhard Rühm, het raam (2020), Novalis, Fragmenten/denkopdrachten (2020), Cornelia Hülmbauer, Cyclus V (2020)