Beelden uit een tentoonstelling (8) – René Heyvaert
Een bestek is iets waar de Gentse architect René Heyvaert (1929-1984) vast mee te maken heeft gehad: een lijst van geplande werkzaamheden, materialen en kosten, bijvoorbeeld voor de elementaire woning die hij heeft ontworpen en gebouwd voor zijn broer in Destelbergen, architecturale arte povera. Omdat zijn gezondheid het hem op een bepaald moment niet meer toeliet als architect te werken, maar nog meer omdat hij zich door de vrijheid van de artistieke creatie aangetrokken voelde, werd hij kunstenaar. Aan de rand van het kunstbedrijf en met een hoogsteigen mengeling van formalisme en speelsheid, nooit ver van het leven van alledag.
Bij dat alledaagse hoort onvermijdelijk het bestek in een andere betekenis: lepel, mes en vork. Gebruiksvoorwerpen, vanwege hun nut nog nauwelijks als objecten waargenomen, tenzij ze bijzonder fraai zijn vormgegeven. Design: nut plus schoonheid. Kunst: schoonheid, meestal zonder nut. Vandaar Marcel Duchamps extreem provocerende, gelukkig enkel geschreven idee: een Rembrandt als strijkplank gebruiken.
Dit bijzonder vormgegeven bestek van Rene Heyvaert is een kunstwerk en heet Zonder titel (1979). Het verschil met vormgeving of design zoals we die kennen is dat de functionaliteit van het object als hulpmiddel bij het eten is weggevallen. De soeplepel is gesplitst: je kunt er geen soep meer mee opscheppen en naar je mond brengen. De vork heeft te lange tanden, dat wordt onpraktisch of zelfs gevaarlijk om mee te eten. Of grotendeels afgezaagde, ultrakorte tanden: daar valt alles af. Een andere lepel is met steel en al verwrongen: in welke gekke bochten je je ook wringt, hij wordt onbruikbaar.
Dit bestek is fascinerend mooi en ook grappig. Je blijft ernaar kijken, en er speelt iets van leedvermaak in mee, overeenkomstig Henri Bergsons inzicht dat mensen moeten lachen als de alledaagse, tot mechanisme geworden ‘vlotte’ gang van zaken wordt doorbroken. Gebruiksvoorwerpen die je door een minieme ingreep – miniemer dan Man Rays Cadeau (1921), een strijkbout met spijkers – niet meer kunt gebruiken.
Het werk heeft ook iets magisch, niet in de esoterische zin van het woord maar als blijk van een ander denken dat verenigt wat meestal gescheiden blijft. Roept de gesplitste lepel niet de opengesperde mond op? Alleen: bij het gebruik van deze lepel zou hij vergeefs opengaan. En die vork met (te) lange tanden, daar zou je toch enkel met lange tanden van beginnen te eten? Die met de afgezaagde tanden: je komt niet eens aan opprikken toe. En de vreemd verbogen halve lepelsteel lijkt last te hebben van al te grote identificatie met de buiging van de menselijke hand en pols die hij mag dienen. Fysisch object en menselijke fysiek versmelten, in een ontsporende poging op de tijd vooruit te lopen.
Weg van het utilitarisme, de efficiëntie, de voortdurende optimalisering… Niet alleen mooi en grappig, maar ook kritisch. ‘Seid unbequem, seid Sand, nicht das Öl im Getriebe der Welt!’ (Günter Eich, ‘Wacht auf’): ‘Wees lastig, wees zand, niet de olie in het raderwerk van de wereld!’
Zonder titel (1979) is nog tot 10 februari 2019 te zien in de tentoonstelling René Heyvaert in Museum M te Leuven.