Gepubliceerd op: maandag 24 december 2018

EI 132: Lévi Weemoedt – Visioen

 

VISIOEN

 

O, ik zag
als kind al
ons gezin

als een
familiegraf
met nog
niemand erin

 
___
Het is maar een gedichtje van 16 woorden, als we de titel meetellen. We tellen dan de uitroep ‘O’ aan het begin ook als een woord.
Met die larmoyante uitroep zet het gedichtje meteen de toon. De ‘ik’ koketteert met een zwaarmoedigheid die ij ‘als kind al’ bezat. Aangeboren? Vroeg meegekregen vanwege traumatische omstandigheden? We komen van de ‘ik’ alleen te weten dat ij onderdeel was van ‘ons gezin’. Hoe groot het gezin was en of het een stabiel gezin was, komen we niet te weten. Misschien is de ‘ik’ wel onderdeel van een soort Addams Family. Dat gedweep met zwaarmoedigheid en preoccupatie met de dood is ondanks de weinige woorden zo overdreven, dat we het ook als (zelf)spot kunnen opvatten.

Het gedicht zit ongelofelijk knap in elkaar. Het omvat een heel leven door begin (‘kind’) en einde (‘-graf’) te benoemen. Die twee fases komen overeen met de twee strofen. In de eerste strofe staat de werkwoordsvorm in de onvoltooid verleden tijd. In de tweede strofe staat geen werkwoord, maar de strofe richt zich op de toekomst. Hoe vol het ‘familiegraf’ is ten tijde van schrijven, blijft onduidelijk, maar de ‘ik’ ligt er blijkbaar nog niet in.

Het eindrijm is in dit gedicht bijzonder. Het volrijm ‘gezin’/’erin’ springt meteen in het oog en het oor, maar ook het halfrijm ‘zag’/’-graf’ speelt een belangrijke rol bij het verbinden van de twee strofen. Maar de sterkste koppeling tussen de strofen wordt misschien wel bereikt door ‘al’ (v2) / ‘nog’ (v6). Ik ben geneigd dat een “inhoudelijk eindrijm” te noemen, in dit geval met het karakter van een tegenstelling. Dat ‘al’ geeft een verleden aan waarnaar vanuit de toekomst wordt gekeken. Dat ‘nog’ geeft een toekomst aan waarnaar vanuit het verleden wordt gekeken.
Wat er tussenuit valt, is het heden. De leef-tijd, alles wat we tijdens ons leven meemaken. Het gedicht lijkt samen met de zwaarmoedige ‘ik’ aan te geven dat dat niet uitmaakt. Uiteindelijk gaan we toch dood.
Zo gaat het gedicht over leegte. Het ‘-graf’ is leeg: er ligt ‘niemand’ in. Het leven is leeg, want in het aangezicht van de dood maakt het niet uit wat we doen. Het gedicht is leeg. Wat er allemaal gebeurd is, gebeurt en gaat gebeuren in alle levens van de leden van ‘ons gezin’, valt in het gedicht in de leegte van de witregel tussen de twee strofen.

Er is een opvallend verschil tussen de twee strofen. De tweede strofe heeft een versregel meer. De meeste versregels van de tweede strofe zijn door hun laatste woorden verbonden met een versregel in de eerste strofe. Voor ‘als een’ aan het begin van de tweede strofe geldt dat niet. Deze versregel is juist verbonden via het beginwoord. Want ‘als’ is het enige woord in het gedicht dat twee keer voorkomt: aan het begin van v2 en v4.
Nog een opvallend verschil: de eerste strofe bestaat uit versregels van drie lettergrepen. Het metrum loopt soepel en regelmatig. De tweede strofe wisselt versregels van twee lettergrepen lang af met versregels van vier lettergrepen lang. Het metrum wordt onregelmatig naar het einde toe. Daarmee wordt het onvervulde van het ‘visioen’ benadrukt.

Die titel, ‘Visioen’, gaat natuurlijk over het beeld dat de ‘ik’ ‘als kind al’ ‘zag’. Deze titel legt daarnaast de nadruk op het visuele. Dus kijken we naar het gedicht. Door het centreren van de tekst zien we min of meer wat de ‘ik’ ‘zag’: een grafschrift op een ‘familiegraf’.
Maar er komt nog een beeld naar voren als we naar het gedicht kijken. Dat van een primitief getekend zittend ‘kind’. Daarbij is de eerste strofe het hoofd dat buitenproportioneel groot is ten opzicht van het lijf van de tweede strofe. Het uitsteken naar beide kanten van het woord ‘familiegraf’ vormt de armen, het uitsteken van ‘niemand erin’ op de laatste versregel de benen.

Zo kent dit korte gedichtje ook puur visueel de tweedeling die het kenmerkt: ‘kind’ en ‘-graf’, begin en einde, verleden en toekomst.
___
 


Pessimisme kun je leren!
Lévi Weemoedt
Samengesteld en ingeleid door Özcan Akyol
Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar
ISBN 9789038806310

 

 

 

 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.