Gepubliceerd op: maandag 29 oktober 2018

EI 121: Elfie Tromp – Zout vocht

 

Ik zag het water en ging
zonder twijfel, armen wijd
mijn flanken bleken kieuwen
ik leerde anders ademhalen

zag doorzichtige vissen
vond wrakken en schatten

er zwermden schaduwen om mij heen
haaien noemde ik zeemeerminnen

ik weet nu dat de bodem niets is om te vrezen

op een dag dreef ik omhoog
waarom weet ik niet

het licht was schel
de mensen waren bleek
en blij om mij

ik spartelde dankbaar terug
in hun handen

 
___
De titel duidt op een zoute vloeistof. In eerste instantie kunnen we dan denken aan ‘water’ (v1), in het bijzonder is zeewater ‘zout’. Het is ongebruikelijk dit soort grote hoeveelheden vloeistof aan te duiden als ‘vocht’. We kunnen denken aan een zoutoplossing tegen een verstopte neus, maar dat heeft weinig relatie tot het gedicht, behalve misschien op het abstracte niveau van “genezing”. We kunnen ook denken aan traanvocht, dat is ook zout. Het idee van huilen dat dit oproept, past wel bij het gedicht.
Maar we kunnen de titel ook opvatten als een zelfstandig naamwoord met een werkwoord in de onvoltooid verleden tijd: het ‘zout’ dat ‘vocht’. Het idee van vechten is niet zo gek in verband met het gedicht.

Zoals we de titel op meerdere manieren kunnen zien, zo ook het verhaal van dit gedicht. Het begint met een duik, gevolgd door een verblijf in een wereld onder water, en tenslotte een terugkeer bij ‘de mensen’. Misschien moeten we het gewoon zien als een droom. De plotselinge verandering in een vis (of in ieder geval een wezen met ‘kieuwen’) en de sprookjesachtige sfeer onder water (‘doorzichtige vissen’, ‘wrakken en schatten’, ‘zeemeerminnen’) nodigen daartoe uit.

Maar we kunnen het gedicht ook opvatten als een moeilijke periode van zelfonderzoek die leidt tot wedergeboorte. Het ‘ik leerde anders ademhalen’ (met de ‘flanken’) doet denken aan de beoefening van yoga. De duik in het water staat in deze lezing symbool voor het duiken in de eigen psyche en het eigen verleden. Misschien dat het gedicht daarom in de onvoltooid verleden tijd staat. Daar vindt de ‘ik’ bedreigingen (‘schaduwen’, ‘haaien’) en zaken die niet meer voldoen (‘wrakken’), maar ontdekt ook waardevolle dingen of mensen (‘schatten’). De ‘ik’ bereikt ‘de bodem’ van de put en overwint angsten (‘niets (…) om te vrezen’).
Eenmaal zover keert de ‘ik’ ‘op een dag’ weer terug in ‘het licht’ en onder ‘de mensen’. Gelukkig zijn die ‘blij om mij’.
Opvallend is dat het begin van de periode, de duik, een bewuste actie van de ‘ik’ is: ij ‘ging / zonder twijfel’. Het einde is dat niet: de ‘ik’ ‘dreef’ passief en ‘waarom weet ik niet’. De terugkeer, de wedergeboorte, overkomt de ‘ik’. Hoewel de keuze om het water te verlaten weer een actief spartelen vereist en daarmee weer een bewuste keuze lijkt.

We kunnen het verhaal ook zien als de duik in een gedicht (of iets algemener: tekst, verhaal) en daaruit weer boven komen. De sprookjesachtige wereld pleit daarvoor. Ook dat dingen kunnen veranderen door andere woorden te gebruiken (‘haaien noemde ik zeemeerminnen’). En natuurlijk dat de duik in ‘het water’ precies het begin is van dit specifieke gedicht en het verlaten van het water precies het einde.

Het gedicht is een open structuur. Het vermijdt specificiteit. Het gebruikt cultureel gemeengoed dat we kennen van sprookjes en Disneyfilms. Wat de moeilijke periode van de ‘ik’ precies zou moeten zijn, wordt niet duidelijk. Dat is tevens de kracht van het gedicht. De structuur is toepasbaar op (of zo u wilt herkenbaar in) meerdere scenario’s. De onderdompeling waar de ‘ik’ gelouterd uitkomt: het is een oervorm van verhalen. Dit gedicht verbindt door deze oervorm het verleden met het heden, het gedeeld culturele met het persoonlijke, en kijkt ermee naar de toekomst.
___
 


Victorieverdriet
Elfie Tromp
Uitgeverij De Geus
ISBN 9789044540758

 

 

 

 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.