Gepubliceerd op: vrijdag 21 september 2018

EI 114: Daniël Vis – Inhoud

 

O (I-III) 7
[op de stoep voor de container…] 10
O (IV) 13
[in de expositie achter het glas…] 15
[het programma dat u probeert af te sluiten…] 18
O (V-VI) 22
[hij heeft een plastic koffiebekertje in z’n hand…] 24
[het licht op de gang is nog aan…] 29
O (VII) 33
[jim draagt een badjas over z’n normale kleren…] 35
O (VIII-IX) 39
[ik zit op een stoel in een afgesloten ruimte…] 41
O (X-XI) 49
[ik knip de kleine portretfoto’s uit de krant…] 52
O (XII-XV) 56
[voorbij dit punt alleen toegang voor medewerkers…] 59
O (XVI-XVII) 70
[ik richt een laserpen precies tussen m’n ogen…] 73
O (XVIII-XIX) 77
[iemand praat. de stem klinkt mechanisch…] 80
O (XX-XXII) 87
[de vlam die ik bij de punt van de sigaret houd…] 91
O (XXIII-XXIV) 101

 
___
Het gedicht is opgezet als de inhoudsopgave van een boek. Er zit een strakke regelmaat in.

Er zijn delen die worden aangeduid met een ‘O’ en vervolgens tussen haakjes een aanduiding voor een of meerdere Romeinse cijfers. Deze cijfers vormen door de inhoudsopgave heen een gesloten reeks. De eerste keer eindigt bijvoorbeeld bij ‘III’, dus de volgende gaat door bij ‘IV’, etcetera. De reeks eindigt bij ‘XXIV’. Romeinse cijfers gebruiken we tegenwoordig niet veel meer. We zien ze in sommige documenten in genummerde opsommingen. Maar we komen ze vooral tegen op de wijzerplaat van een klok. In de inhoudsopgave die in dit gedicht beschreven staat, gaan de Romeinse cijfers tot 24. Duidt dat op een etmaal dat in de ‘O’-delen beschreven wordt (hoewel de cijfers op een klok over het algemeen maar tot 12 gaan)? Wordt daarom het symbool ‘O’ gebruikt, om een cyclisch karakter aan te geven? Begint en eindigt dit gedicht daarom met de aanduiding van een O-deel?
De O-delen zijn relatief kort als we de getallen aan het einde van iedere versregel opvatten als bladzijdenummers. Ze zijn 2 of 3 bladzijden lang, een enkeling 4. Van het laatste O-deel weten we niet hoeveel bladzijden het lang is.

Er zijn ook delen die worden aangegeven met het begin van een zin en eindigen in een ellipsis. Dat geheel staat steeds tussen blokhaken. De zin begint nooit met een hoofdletter. Toch kunnen we aannemen dat het steeds om het begin van een zin gaat. De zinsstructuur maakt dat steeds aannemelijk. Het blijkt ook uit v10 waarin de naam ‘jim’ niet met een hoofdletter wordt geschreven en uit v20 waarin een punt staat ten teken dat de zin ten einde is en waar de volgende zin met een kleine letter begint. Het is duidelijk: deze tekst doet niet aan hoofdletters. (In ieder geval niet in de blokhaak-delen, want is de ‘O’ in de O-delen niet een hoofdletter?)
Het taalgebruik in de blokhaak-delen is kil observerend. De eerste twee (v2 en v4) hebben precies dezelfde structuur: {voorzetsel} {bepaald lidwoord} {zelfstandig naamwoord} {voorzetsel} {bepaald lidwoord} {zelfstandig naamwoord}. In het vervolg komt meer variatie, maar de belangrijke rol van voorzetsels blijft opvallend. Slechts 2 van de blokhaak-delen hebben geen voorzetsel. Ook het ontbreken van bijvoeglijke naamwoorden blijft regel. Als ze wel voorkomen (‘plastic’ (v7), ‘normale’ (v10), ‘afgesloten’ (v12), ‘kleine’ (v14)) dan duiden ze op beperking en kunstmatigheid. Hebben we hier te maken met een soort laboratorium?
De bepaalde lidwoorden zijn in de meerderheid t.o.v. de onbepaalde lidwoorden (13 om 5). Dit geeft de indruk van precisie. Die wordt enigszins teniet gedaan door het gebruik van de spreektaal aanduidingen voor persoonlijk bezittelijke voornaamwoorden: ‘z’n’ en ‘m’n’.
Geen van de woorden in de blokhaak-delen verraadt ook maar enige emotie.

De blokhaak-delen zijn langer dan de O-delen. Ze zijn minstens 3 bladzijden lang en dat loopt op tot 11. Twee keer komen er 2 blokhaak-delen achter elkaar, terwijl in de meeste gevallen er een O-deel zowel direct voor als na een blokhaak-deel komt. Het is onduidelijk waarom dat is.
In de blokhaak-delen worden enkele personen aangeduid. Er is een ‘ik’, een ‘jim’, een ‘hij’, een ‘iemand’, en een ‘u’. Het is onduidelijk wat de relatie tussen deze personen is, maar ze worden opvallend vergelijkbaar beschreven. er is een opmerkelijke analogie tussen beschrijvingen als ‘jim draagt een badjas over z’n normale kleren’ (v10) en ‘ik zit op een stoel in een afgesloten ruimte’ (v12). Idem voor ‘het programma dat u’ (v5) en ‘de vlam die ik’ (v22). Ook bijvoorbeeld ‘hij heeft een plastic koffiebekertje in z’n hand’ (v7) en ‘ik knip de kleine portretfoto’s uit de krant’ (v14).

Ook fascinerend is het gebruik van de ellipsis bij de aanduidingen van de blokhaak-delen. dat suggereert dat de aanduidingen slechts het begin zijn van langere prozastukken. Het zijn dus geen titels. Maar wat is de strategie om te bepalen hoeveel van dat begin te tonen? Blijkbaar mag dat niet te kort zijn: v19 begint met de korte zin ‘iemand praat’ en blijkbaar is dat te kort en wordt daarna een deel van de volgende zin getoond. Maar waarom stopt v7 na ‘hand’ en niet bijvoorbeeld na ‘koffiebekertje’? Is dat om de menselijkheid van de ‘hij’ te benadrukken?

Het prominente gebruik van haakjes en blokhaken, een symbool als ‘O’, en de Romeinse en Arabische cijfers past bij de rigide bijna mathematische structuur van het gedicht. Die natuurlijk past bij de kille observerende toon van de blokhaak-delen. Tegelijk suggereert het prominente gebruik van niet-letters in dit gedicht dat taal gestructureerd wordt door niet-talige elementen. Een beetje zoals de opzet als inhoudsopgave van dit gedicht suggereert dat er een heel boek is waarvan dit gedicht vooral de structuur beschrijft, hints geeft over de inhoud, maar het overgrote deel van die inhoud niet toont.

En zo komen we bij de titel. Die duidt natuurlijk op de inhoudsopgave. Tegelijk geeft het ook aan dat er hier iemand is die zich inhoudt, die het grootste deel niet schrijft. Ook kunnen we het zien als aanduiding dat er meer inhoud is dan in dit gedicht beschreven staat. Dat dit slechts het topje van de ijsberg is. Het zichtbare deel van een groot fenomeen.
___
 


Insect Redux
Daniël Vis
Uitgeverij Prometheus
ISBN 9789044634938

 

 

 

 

 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.