EI 112: Michaël Slory – Menigte
Verward geroep.
Mijn stem
die niet wil opgaan
in dat rumoer,
maar blinken wil,
een zon
op stille paden.
Een zoektocht
naar meer eerbied
en meer vrede.
___
Als je iets zegt over een gedicht, gebruik je dan de woorden die in het gedicht staan? Die inhoudelijk op elkaar lijken, zoals ‘geroep’ en ‘rumoer’, ‘pad-‘ en ‘-tocht’, ‘blinken’ en ‘zon’. Of juist tegengesteld zijn, zoals ‘rumoer’ en ‘stille’. Of qua vorm op elkaar lijken, zoals ‘wil’ en ‘stil-‘, ‘maar’ en ‘naar’, ‘meer’ en ‘eer-‘. Of herhaald worden, zoals ‘wil’ (v3 en v5) en ‘meer’ (v9 en v10).
Of heb je het juist over woorden die grenzen aan de woorden die er staan? Het woord ‘stem’ grenst bijvoorbeeld aan “persoon”, “mond”, “voordracht”, “dictie”, maar ook aan “verkiezing”. Heeft dat iets te maken met het gedicht? Waar speelt het gedicht zich af? Er is blijkbaar een ‘menigte’ en ‘verward geroep’. Je kunt dus denken aan een ramp, maar ook aan een popconcert of ander groot evenement. En ook aan een demonstratie. Op die manier zit er inderdaad een politieke ondertoon in het gedicht. Ook het laatste woord van het gedicht wijst in die richting.
Of heb je het over de structuur van het gedicht? Geen vloeiend lopend verhaal of zin. Een opsomming van drie elementen (vier als we de titel meetellen).
Verward geroep.
Mijn stem
[expansie niet]
[expansie wel]
Een zoektocht
[expansie wel]
Je kunt denken dat de witregel de missende expansie is van het eerste element. Maar het gedicht wil juist daarvandaan leiden en er dus weinig aandacht aan besteden. De eerste expansie van het tweede element is dan ook een negatieve, waarin duidelijk wordt dat het eerste element niet wenselijk is. De tweede expansie van het tweede element gaat over wat wel wenselijk is en gebruikt een synesthesie om het visuele met het auditieve te verbinden. Zoals ook een gedicht die beide uiterlijkheden heeft.
Of heb je het over de ideeën in het gedicht? De expansie van het derde element kan gaan over politiek, maar je kunt het ook spiritueel opvatten. Misschien ook gaat het over poëzie.
Of heb je het over hoe het gedicht er als geheel uitziet? Het lijkt op de letter i, dit smalle gedicht met die ene losse versregel bovenaan een een strofe van negen versregels eronnder. Die strofe zelf lijkt trouwens het meeste op de hoofdletter B. Of is het belangrijkste hier de enkeling ‘die niet wil opgaan’ in de ‘menigte’, zoals ook in het gedicht speelt? En die spanning, dat juist het collectieve met die enkele versregel wordt beschreven, terwijl het individuele er juist meerdere krijgt.
Of moeten we de vorm van het gedicht zien als een omgekeerd uitroepteken? Zoals ‘mijn stem’ niet wil uitroepen, maar de ‘stille paden’ wil zoeken, zo leidt dit gedicht als omgekeerd vraagteken weg van het ‘verward geroep’.
Zo is het gedicht de uiting van ‘een zoektocht’ waarvan het zelf ook onderdeel is.
___
Alsof men alles loslaat
Michaël Slory
Uitgeverij In de Knipscheer
ISBN 9789062659937