Gepubliceerd op: maandag 20 augustus 2018

EI109: Gerrit Komrij – Signalen

 

De spanning zakt. Het niets raakt aan het niets.
De lucht rondom is braakverwekkend lauw
En ook aan het gebouw kleeft iets morbieds.
De pad die aan de stoeprand hurkt is blauw.

De huid is vaal, de tijd is uitgehold.
Ik tel tot drie en zie, de pad is rood.
De spanning is gedaald tot twintig volt.
De lippen zijn de antennes van de dood.

 
___
Het gedicht is gebouwd op woorden met meerdere betekenissen.

Zo verwijst ‘de spanning’ waarmee zowel v1 als v7 begint naar elektrische spanning, lichamelijke (spier)spanning, psychische spanning, sociale spanning, maatschappelijke spanning, tot zelfs gespannen internationale relaties. In v7 gaat het expliciet over elektrische spanning, maar aan het begin van het gedicht leren we alleen dat ‘de spanning zakt’. Dus afneemt, maar over wat voor soort spanning het gaat, wordt niet duidelijk. Ook het vervolg ‘het niets raakt aan het niets’ maakt wat dat betreft weinig duidelijk. We kunnen een verband zien met het afnemen van ‘de spanning’: het wordt zo weinig dat het ‘raakt aan het niets’. Maar blijkbaar was het al ‘niets’ dat ‘raakt aan het niets’. Is dat omdat het fenomeen ‘spanning’ (in alle mogelijke betekenissen) met het blote oog moeilijk waarneembaar is? Het is ‘niets’ in de zin van niet of nauwelijks stoffelijk.

Ook het woord ‘pad’ heeft meerdere betekenissen, waaronder een kikkerachtig dier en een smalle weg, veelal onverhard. Het lidwoord ‘de’ wijst ons in de richting van het dier (net als het hurken), maar de combinatie met ‘stoeprand’ in v4 houdt de andere betekenis op de voorgrond. Wat niet normaal is voor zowel het dier als de weg is de kleur die het gedicht aan ‘de pad’ toekent. In v4 is dat ‘blauw’ en in v6 verandert dat in ‘rood’. Dat zijn kleuren die meer bij elektriciteitsdraadjes passen. Ook is het gebruikelijk om temperaturen met deze kleuren aan te geven, bijvoorbeeld op waterkranen: ‘blauw’ voor koud, ‘rood’ voor warm of zelfs heet. Ook horen beide kleuren typisch bij een ander woord dat in hun strofe staat: ‘de lucht’ in de eerste strofe is ‘blauw’, ‘de lippen’ in de tweede strofe zijn ‘rood’.

En dan ‘uitgehold’ (v5): gestopt met hollen, of een leegte ruimte binnenin gemaakt? De eerste betekenis ligt het meest voor de hand. De tijd vliegt, en vooruit, dan kan ij ook wel hollen. Hierbij wordt van het fenomeen ‘tijd’ zowel aangegeven dat het snel voorbij gaat als dat het klaar is met snel gaan. Misschien helemaal gestopt, als teken dat een leven ten einde is. De ‘dood’ loopt als een rode draad door het gedicht. Van het afnemen tot ‘het niets’ in v1 naar ‘iets morbieds’ (v3) naar ‘de huid is vaal’ (v5) totdat ‘de dood’ als laatste woord expliciet genoemd wordt.
De snelheid van de tijd komt wel nog aan bod in v6 als de ‘ik’ in drie tellen de kleur van ‘de pad’ verandert. Het doet denken aan een goochelshow. En ook wel aan een sprookje. Dan gaat het meestal niet over een ‘pad’ maar een kikker. Als de stereotiepe schone prinses die kust, verandert ij in een stereotiepe knappe prins. Hier verandert ‘de pad’ alleen van kleur. Dat is minder spectaculair, maar wordt er wel gekust? Dat zou best kunnen. Het gedicht krijgt daarmee onderhuids ook een erotische ‘spanning’.
De laatste versregel heeft het expliciet over ‘de lippen’ en gebruikt daarvoor de metafoor ‘de antennes van de dood’. Een antenne verzendt en ontvangt elektromagnetische ‘signalen’. ‘Lippen’ zijn onderdeel van de mond waarmee we geluid kunnen maken en zo ‘signalen’ versturen. Het ontvangen daarvan gebeurt doorgaans niet met ‘de lippen’, maar de oren. Maar in dit gedicht lijkt het niet in eerste instantie om geluid te gaan, maar om kleur. ‘Lippen’ zijn ‘blauw’ als ze koud zijn en ‘rood’ als ze warm zijn. Maar wat hebben ‘de lippen’ met ‘de pad’ te maken?

Het gedicht kent qua vorm een grote regelmaat. Zes van de acht versregels beginnen met ‘De’ gevolgd door een zelfstandig naamwoord. Het metrum is een monotone vijfvoetige jambe, die pas in de laatste versregel wordt gebroken. De mededelingen zijn grotendeels onpersoonlijk, feitelijk en observerend. Alleen in de twee versregels die niet met ‘De’ beginnen, is er sprake van iets persoonlijks. In v3 wordt ‘iets morbieds’ als gevoel of associatie van iemand bij ‘het gebouw’ genoemd. In v7 is er spake van een ‘ik’.
Het observerende van de mededelingen doet denken aan het verslag van een wetenschappelijk experiment. In het bijzonder doet dit gedicht denken aan het experiment van Galvani waarin hij ontdekte dat spieren van dode kikkers te bewegen zijn via elektrische ‘signalen’.

De titel, ‘signalen’, is natuurlijk ook een woord met meerdere betekenissen. Het gedicht geeft ruim baan aan de natuurwetenschappelijke betekenis ervan, maar geeft -net als bij het woord ‘spanning’- voldoende aanleiding om ook aan de andere betekenissen te denken. In het bijzonder opent het door het noemen van ‘antennes’ aan het einde de weg naar intermenselijke communicatie en daarmee naar alle betekenissen van ‘spanning’.
Het gedicht laat enerzijds afnemen tot ‘het niets’ en ‘de dood’, anderszijds is er een stijgende temperatuur van ‘blauw’ naar ‘rood’ en door de antimetrie in v8 een vonkje nieuw leven. Het geeft dus meerdere ‘signalen’ af, vooral door via woorden met meerdere betekenissen in meerdere richtingen te wijzen.
___
 


Alle gedichten
Gerrit Komrij
Uitgeverij De Bezige Bij
ISBN 9789403108308

 

 

 

 

 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.