Gepubliceerd op: maandag 29 mei 2017

EI45: Erwin Steyaert – Gedicht voor Molly Bloom

 

O Molly, ’s nachts proef ik op mijn tong,
al jouw labialen, je O’s en Y’s,
rondingen en richtingwijzers van klinkers
naar jouw kusten, o ja, Molly, jouw ja,

voor de tijd die het duurt, toegewijd,
en rond en klef, de ongewijde hostie
in het tabernakel van je warme mond,
en de consecratie van je L, Molly,

de palataal van je oksels en lenden,
van je leest en vochtige ogen, één
en al glinstering in het parelmoer
van goedkope schmink, en je B’s, Molly,

Babylonische roem uit Dublin, gebazel
en gehijg in de cups van je bloemen,
je B’s, als brandnetels op de lippen
van de mannen, mannen, Molly,

mannen, de vloei van je M, de alfa
en omega van je naam, mirre
van Melchior, muskaat uit Gibraltar,
wier van je Ierse zee, je maakt je

tot mijn strand met je M, Molly, tot in
de meeuwen der meeuwen mijn Molly.

___

Ik ben vaak geneigd een gedicht te letterlijk te nemen, de woorden te lezen voor wat ze zijn. Dat kan een belemmering zijn bij het genieten van poëzie. Maar soms ook een sleutel bij de interpretatie. En als er één gedicht is dat erom schreeuwt om letterlijk genomen te worden is het wel ‘Gedicht voor Molly Bloom’ van Erwin Steyaert.

Molly Bloom is een van de hoofdpersonen uit Ulysses (1922) van James Joyce. Zij sluit het boek af met een indrukwekkende (innerlijke) monoloog, liggend in bed naast haar echtgenoot Leopold Bloom, die zij eerder in het boek ontrouw was. Zij vertegenwoordigt bij uitstek het vrouwelijke aspect in deze omvangrijke en baanbrekende roman. In het Nederlands krijgen we daarbij ook nog de connotatie ‘mollig’ cadeau.

Het is dus niet zo vreemd dat de dichter in zwijm valt bij haar naam. Maar wat doet die komma daar aan het eind van de eerste regel? En hoezo ‘al jouw labialen’? Er staan er welgeteld twee in haar naam: de M en de B. De L valt hier niet onder, zoals we ook later in het gedicht zullen zien.

De opening van het gedicht is uiterst sensueel. Vanuit het proeven van de naam associeert de dichter verder. Met ‘rondingen’ doelt hij op de O, maar er klinkt natuurlijk tegelijkertijd heel wat anders mee. De ‘richtingwijzers’ zullen betrekking hebben op de Y. Van een afstandje ziet een oude wegwijzer er vaak uit als een T, maar soms, onder een bepaalde hoek, als een Y. Zou ‘jouw ja’ ook verwijzen naar de Y van Yes, door ‘jouw’ op te vatten als ‘in jouw taal’? Enig naspeuren bevestigt dit vermoeden. En meer dan dat. De monoloog van Molly in Ulysses begint en eindigt niet alleen met het woord ‘yes’, het woord duikt zelfs de hele tijd op als stopwoord, als instemming, als aanmoediging: ‘and first I put my arms around him yes and drew him down to me so he could feel my breasts all perfume yes and his heart was going like mad and yes I said yes I will Yes.’

In de tweede strofe borduurt de dichter met verve voort op de vorm van die andere klinker, de O. Rond als een hostie. De toewijding van Molly is onzeker: ‘voor de tijd die het duurt’ (anticiperend op de slotregel: de tijdelijkheid van het aardse tegenover het eeuwige goddelijke). En hoewel de hostie die tijdens het avondmaal wordt gegeven vooraf door de priester gewijd is, spreekt de dichter hier van een ‘ongewijde hostie’. Immers, de lust stond in de kerk –officieel althans– in een kwaad daglicht. De tabernakel is de kluis in een kerk waar de gewijde hosties, die volgens de rooms-katholieke geloofsleer daadwerkelijk veranderd zijn in het lichaam van Jezus, worden bewaard. Maar ‘de tabernakel van je warme mond’ heeft op een volstrekt ander lichaam betrekking. Mooi hoe dit tenslotte uitmondt in een ‘consecratie’ van de L, een term die eveneens aan de eucharistieviering ontleend is.

Palataal is een technische term uit de fonetiek, waarmee klanken omschreven worden die gevormd worden door het contact van de tong met het harde verhemelte. Maar in de context van dit gedicht klinkt ‘palataal’ mij als een lyrische term in de oren. De dichter gaat op zoek naar de L in het vrouwenlichaam, zoals de hoek tussen romp en armen, en associeert vrijelijk met L-klanken om zijn gedroomde geliefde te bezingen.

Let op het meervoud van ‘je B’s’, hoewel er maar één B in de naam ‘Molly Bloom’ voorkomt. De B is allang geen letter meer, maar staat hier voor de borsten waar de dichter naar smacht en over fantaseert. Dan realiseert hij zich tot zijn schaamte (hij brandt zijn lippen) dat hij niet de enige man is die op deze manier naar Molly (naar een vrouw, naar de vrouw) verlangt.

Om moeiteloos door te gaan op wat de M, de eerste en laatste letter van haar naam, allemaal bij hem oproept. De mirre die Melchior, één van de drie koningen, bij zich gedragen zou hebben (voor wat het waard is: Melchior bracht goud mee, Caspar droeg de mirre). Muskaat uit Gibraltar. Wier uit de Ierse zee. Wier? Waarom niet: als je de M omkeert krijg je vanzelf een W. En daarmee keert ook het beeld van de ‘kusten’ uit de eerste strofe terug, en wel in het strand waar de dichter zich op neer wil vleien.

En zo is ‘Gedicht voor Molly Bloom’ eigenlijk een gedicht van Molly Bloom, een ode aan de letters die haar naam vormen. Voor elke letter lijkt de dichter een regel langer nodig te hebben. Van ongeveer twee regels voor de Y en drie voor de O tot zes regels voor de M. Wat een vondst: ‘tot in de meeuwen der meeuwen’. Willoos wordt ‘ik’ op de Ierse kust geworpen. Meeuwen, eeuwen: het is hem om het even, zolang Molly maar de zijne is.
___
 

Alleen van kale reizen kom je thuis
Erwin Steyaert
Uitgeverij P
€ 17,50
ISBN 9789492339287

 
 
 
 
 
 
 
 

Over de auteur

- Eric van Loo is dichter en werkt voor Meander als poëzierecensent en redacteur van de Klassiekers.