Gepubliceerd op: zaterdag 1 april 2017

Recente Poëzierecensies – maart 2017 (2)

 

  •  
  • “En dan blijkt dat geweld een ‘normale’ daad te zijn, of nee, wat Alfred Schaffer beschrijft zijn geen daden, feiten, handelingen, gebeurtenissen maar een condition humaine, waar het geweld een even evidente plaats inneemt als ademen. Het is. Daarmee komen we tot een breuk: enerzijds de schuldeloze cultuur van het niet-nadenkende, oorlogszuchtige tegenover de wereld van de cultuur en de intelligentie waar het geweld geen plaats zou mogen hebben. Wat is de natuurtoestand van de mens: dat van het wetteloze, of de evolutie? Is er een teleologie? Wat is de natuurtoestand van de mens? En in hoeverre ontmenselijkt het geweld de mens?” Dit schrijft SFCDT in een recensie over Postuum. Een lofzang.
  • De Groene Amsterdammer: “Binnenplaats van Joost Baars (1975) schept een besloten ruimte, een kloostertuin in taal, waarin een ik in gesprek gaat met een Jij wiens fundamentele onbereikbaarheid stelselmatig wordt benadrukt. Aanleiding tot het gesprek is, zo blijkt al uit het eerste gedicht, het feit dat ’s dichters vrouw na een hartstilstand ternauwernood aan de dood is ontkomen. De ingrijpende ervaring van bijna-verlies vraagt om een magische reactie, een indringend zingen om het leven te bevestigen, en zoals Orpheus zich tot Hades richtte, tracht Baars’ protagonist in contact te komen met de alom Aanwezige die er niet is”.
  • “Smies weet de lezer vaak te verleiden met een treffende eerste strofe, om dan dieper weg te duiken in haar associatieve gedachten. Het volgen van de gedachten en ideeën vraagt inspanning, gaat soms te ver en laat de lezer dan enigszins verdwaasd achter. Wat wil zij hiermee zeggen? Maar aan de andere kant roepen de zinnen een duidelijke sfeer op en laten aan de lezer ruimte voor zijn of haar eigen associaties.” Dit stelt Extaze over Wie heeft er een middelpunt nodig van Anouk Smies.
  • “Voor een oeuvre dat zich over een periode van dertig jaar uitstrekt, zijn de thema’s en stijl in de bloemlezing relatief uniform en constant. De auteur richt zich onder meer op de paradoxale natuur van het herinneren en vergeten, waarbij een drang tot behouden dan wel wegdrukken van gedane zaken domineren. De personen in de gedichten staan hier vaak machteloos tegenover – en moeten toezien dat dierbare momenten hen ontvlieden en dat het veranderende heden ook hun verleden niet onaangeroerd raakt. In andere woorden: het veranderen van wie je bent transformeert ook wie je was, want de herinnering blijft niet constant maar verandert mee.” Dit schrijft Literair Nederland over Koor, een selectie uit dertig jaar dichterschap door Peter Verhelst himself.
  • Klecks recenseert Grond, het debuut van Idwer de la Parra.
  • De Volkskrant: “Als iets de gedichten van Tonnus Oosterhoff verbindt, dan is het de afstandelijkheid van zijn ik-figuren ten opzichte van hun directe omgeving. Door verschillende benaderingen van het begrip afstand ontstaat bij het lezen van Ja Nee de indruk dat het om iets concreets gaat, als was verwijdering een weefsel.”
  • “Waarom zo ingewikkeld? Is het allemaal flauwekul? Anagrammen van een blote keizer associeer je onvermijdelijk met het gezegde ‘de kleren van de keizer’. En waarom die nadruk op zo’n alledaags verschijnsel als anagrammen? Talen zonder anagrammen bestaan niet: het aantal letters en betekenisonderscheidende klanken is immers beperkt, terwijl het aantal woorden dat je kunt vormen in principe oneindig is, ook door de mogelijkheid homoniemen te vormen. Wil Nuyts zijn lezers dan imponeren met gepuzzel? Misschien, maar onzinnig is de bundel niet. In de eerste plaats schrijft hij mooie gedichten, al blijven ze raadselachtig.” Meander bespreekt de debuutbundel van Tijl Nuyts.
  • Klecks gaat in op zaken als auteurschap, plagiaat, en vertalen naar aanleiding van een gedicht dat Wim Brands ‘vrij naar’ een gedicht van Anne Carson schreef.
  • Literair Nederland opent een recensie over Haar vliegstro van Peggy Verzett: “Op het eerste gezicht lijkt deze bundel uitsluitend gedichten te bevatten waar geen touw aan vast te knopen is: met versregels die als dronken torren in alle richtingen over de bladzijde kruipen, vreemde woorden die in geen enkel woordenboek op te zoeken zijn en stijlfiguren waarvan je alleen maar kunt raden wat de functie of de betekenis is. Maar bij nadere beschouwing blijkt er toch ‘method in the madness’ te zijn aangebracht: de eerste aanwijzing daarvoor is het motto voorin de bundel dat uit een citaat van Dylan Thomas bestaat. Thomas was een dichter die aan de klank van woorden meer waarde toekende dan aan de betekenis ervan. Voor Verzett lijkt dit ook te gelden: bij het hardop lezen van de gedichten wordt duidelijk dat de klankkleur van de woorden en het ritme van de zinnen in belangrijke mate de gedichten bepalen.”
  • “Een bloemlezing van actuele poëzie kan een overzicht bieden van dichters en gedichten, van wat er op dit moment speelt, van stromingen en opvattingen. ‘De 100 beste gedichten’ uit de bundels ingezonden voor de VSB Poëzieprijs (‘dé prijs voor Nederlandse poëzie’, volgens de flaptekst) geven inderdaad een goed beeld van wat en hoe in Nederland en Vlaanderen geschreven wordt.” Meander bespreekt De 100 beste gedichten voor de VSB Poëzieprijs 2017 zoals gekozen door Francine Houben.

Over de auteur