Gepubliceerd op: zaterdag 22 april 2017

Recente Poëzierecensies – april 2017 (1)

 

  •  
  • Binnenplaats is een geweldig en omvangrijk debuut. De onderzoekingen uit de eerste afdeling zijn spannend en intiem, en nodigen uit tot herlezen en herkauwen.” concludeert Meander over het debuut van Joost Baars.
  • Jacques Hamelink is, nu hij stilaan een gezegende leeftijd heeft bereikt, tegelijk meditatiever en vitaler dan ooit. In veel opzichten vormen deze Oden voor komende nacht daarvan een sprekend voorbeeld. De dichter die ooit naam maakte met staccato-achtige verzen en een vrij abstract-symbolische zegging, toont zich hier met een grote breedvoerigheid. Die evolutie was al een tijdlang bezig, maar het taalgebruik in deze nieuwe bundel is ongemeen barok. De dichter toont zich op alle vlakken van zijn meest retorische zijde. De zinnen rijgen zich aan elkaar in een niet te stuiten stroom van associaties en gedachten, de woordenschat doet een beroep op alle taallagen (ook op een massa nieuwvormingen en samenstellingen). De beschrijvingen zijn vaak expansief. Tegelijk echter worden de meeste gedichten ook gekenmerkt door een drang naar densiteit.” Aldus Mappa Libri. Ook Literair Nederland bespreekt de bundel en voegt hier aan toe: “De hele bundel lang blijft de taal afstand scheppen.”
  • Mappa Libri bespreekt ook het debuut van Tijl Nuyts, die wel eens de Jacques Hamelink van de 21ste eeuw zou kunnen worden: “Er verschijnt niet vaak een debuut dat zo sterk en zo bevreemdend is. Wie Anagrammen van een blote keizer opent, wordt vanaf de eerste regels meegezogen in een merkwaardig universum. In een vooraf heet het dat de verteller gefascineerd raakt door een zekere Kuluri, die hij volgt. Meteen is echter ook sprake van een anagrammengenerator op internet, van talrijke geschriften en dichters, van wetenschappelijke publicatie, van diverse talen een woordenboek Arabisch, van een zoektocht in de Himalaya om er met de laatste yak te praten. Het lijkt wat op de topos van het gevonden manuscript en de pseudo-autobiografie in de literatuur, maar tegelijk wordt vooral het eclectische referentiekader belicht waarmee de dichter aan de slag gaat. Letterlijk alles is bruikbaar om zijn eigen mythische wereld gestalte te geven.”
  • “In zekere zin zou je dit eerste gedicht een samenvatting van de bundel kunnen noemen: het is een vogelvlucht over de wereld waarin het lyrisch ‘ik’, dat tussendoor kan overgaan in een onbestemd ‘wij’, voortdurend verandert: in een dar, in jagers, hun vrouwen, in vaders, dochters et cetera en die beelden komen terug in afzonderlijke gedichten. De veranderingen getuigen van inlevingsvermogen;” zegt Meander over Ik was een hond. Ook Klecks bespreekt deze bundel van Thomas Möhlmann door een poëtica uit interviews te destilleren, die te verbinden met de theorie van Ben Lerner en te analyseren hoe de poëzie van Möhlmann zich heeft ontwikkeld in de loop van de vier bundels die zijn oeuvre nu rijk is.
  • Meander stelt in een recensie van Ja Nee van Tonnus Oosterhoff: “Het analyseren van het werk van Oosterhoff is geen sinecure omdat het zo grillig is en blijft verrassen, het gaat om wonderen en waanzin, om eten en gegeten worden, om spot en zelfspot. En de talrijke, vaak alledaagse bronnen van de afleidingsmanoeuvres erin (DWDD, televisiesoaps, versleten grappen) maken het er niet eenvoudiger op.”
  • “Op 20 april 2017, vier jaar na zijn dood, verschijnt Het vaderpaard, met alle gedichten van Hettinga, vertaald door Benno Barnard in samenwerking met Tsjêbbe Hettinga en in samenwerking met Tsead Bruinja en Teake Oppewal. Enkele gedichten die al eerder waren vertaald door David Van Reybrouck, Peter Vermeersch, Willem van Toorn en Nynke Laverman zijn ook opgenomen.” De verschijning van de verzamelbundel van Tsjêbbe Hettinga is voor Tzum een mooie aanleiding om leven en werk van de Friese dichter in herinnering te roepen.
  • Meander bespreekt Vanwaar kom je beeld van Dimitri Casteleyn.
  • Mappa Libri besluit een recensie met: “Draagvlak en vizier is een feest van woorden. Met overtuiging bespeelt Renaat Ramon diverse taalregisters: woorden als ‘banaten’, ‘plengfeesten’, ‘batse demonen’ staan er zonder dat ze zich opdringen naast op de spreektaal geënte verzen, de meest verscheiden cultuurlagen schuiven over elkaar heen met reminiscenties aan de Grieks-Romeinse Oudheid en de christelijke beschaving met haar rituelen. Ramons draagvlak is breed, heel breed.”.
  • “Zopas verscheen Erbarme dich, een nieuwe dichtbundel van Marleen de Crée (1941). Het werk is echter meer dan een dichtbundel, het is een Gesamtkunstwerk.” schrijft Meander over een dichtbundel waarin ook foto’s van beeldhouwwerken, vertalingen van die gedichten, en een essay staan.
  • Klecks over een bundel in vertaling van Mariolein Sabarte Belacortu: “Een gedicht is, volgens Pato, dat wat in wordt geschreven in de wake van een catastrofe. Het is dat wat overblijft van een ramp. Het resteert, als een ruïne en monument; (…) Als deze opmerking niet al voor alle poëzie geldt – iets waar we mogelijk nog over na kunnen denken – dan tenminste voor die van haar.
    Ik wil mijn lezing van Finisterra (2017), de bloemlezing uit vijf van Chus Pato’s bundels die recent verscheen bij Uitgeverij Perdu, schrijven als een soort commentaar op dit citaat.”
  • “In al haar boeken neemt Van Leeuwen een wat verrassend en apart perspectief in, met een opmerkelijke combinatie van realiteit en fantasie. Daardoor zijn haar boeken tegelijk herkenbaar en bevreemdend. Daarbij komt een briljant gevoel voor taal: niet enkel beelden en betekenissen, maar ook klank en ritme.
    Al die kwaliteiten kenmerken ook haar poëziebundels. Het moet nog ergens liggen biedt eens te meer een breed palet van teksten en thema’s. Joke van Leeuwen toont zich hier op haar best. Elk vers springt van de ene associatieve inval naar de andere, en de verrassende taalvondsten spatten van de bladzijden. Hier is een ware woordkunstenaar aan het woord, maar van vrijblijvend taalspel is volstrekt geen sprake. Integendeel, de stemmen die in deze gedichten aan het woord komen zijn bijzonder eigentijds. Soms komt een helder ik aan het woord, dat herinneringen ophaalt aan de eigen kindertijd of met enige verbazing de wereld rondom zich observeert. Op andere plaatsen is sprake van een soort van anoniem ‘men’, waardoor de sociale norm lijkt te spreken. Die spanning tussen het persoonlijke en het onpersoonlijke, het individuele en het sociale doorkruist deze hele bundel. De aloude harmonie van het verleden heeft plaats gemaakt voor een verbrokkelde ervaring van de realiteit, voor een melancholisch verlies aan samenhang. Anderzijds ontstaat daardoor net de ruimte om met een onbevangen blik te leven.” Aldus Mappa Libri.
  • Tzum heeft geen goed woord over voor Apollo in de sneeuw: “Alexander Koesjner schrijft klassieke versvormen met rijmschema’s en versvoeten. Vertaal dat maar eens! Peter Zeeman begint met aa bb en ook verder in het gedicht vindt hij oplossingen voor gepaard rijm. Elders moet hij zijn toevlucht nemen tot assonantie. Dat is allemaal heel begrijpelijk. Misschien klinkt het Russisch heel lyrisch, maar ik vind het rijm in dit gedicht behoorlijk flauw: in de regen / soms zit het tegen. Inhoudelijk kan het gedicht me niet boeien, laat staan opwinden. De slotregel zou ik geschrapt hebben.”
  • “De bundel kent vier afdelingen: ‘De Dwaas’, ‘De Heerser’, ‘De Duivel’ en ‘Het Oordeel’. We herkennen hierin vier speelkaarten uit het Tarotspel. Toch kent de bundel een minder duidelijke thematische opbouw dan deze titels doen verwachten. De worsteling met goed en kwaad en de thematiek van het kantoorleven als metafoor voor de moderne mens zijn in meerdere afdelingen terug te vinden.” Meander recenseert Een steen openvouwen van Alexis de Roode.
  • Volgens Mappa Libri is Wereld van de poëzie in kaart. Het Land van Music-Hall, het ‘essay’ dat Peter Holvoet-Hanssen maakte voor de boekenweek, “een multimediaal project dat een reis door de poëzie wil verbeelden, zowel ruimtelijk als door de tijd. Dat wordt gerealiseerd door middel van een grote poster waar striptekenaar Brecht Evens een soort van poëtische landkaart heeft gemaakt, met rivieren en plaatsen die alle verbonden worden met fragmenten uit gedichten in allerlei talen. Het is bijzonder exotisch en suggestief, net zoals de visie van Holvoet-Hanssen zelf op de poëzie als een soort van avontuurlijke reis die voert langs alle continenten, maar ook van de hemel tot de onderwereld.”
  • Tzum bespreekt De liefde, natuurlijk, vertaald door August Willemsen: “Als geen ander weet Carlos Drummond de Andrade dat je geen blad voor de mond moet nemen als je spreekt van ware zinnelijke liefde, maar dat het beestje het beste bij de naam genoemd kan worden. Herhaaldelijk rept hij over het lid, borsten, ‘venusbergen’, schaamhaar, billen en natuurlijk over neuken.”
  • ” Van den Broeck werkt in haar nieuwe bundel Nachtroer met omvangrijke cycli en bouwt structuren om haar fragiele gedachte- en gevoelsbouwwerk te ondersteunen. Daarbij kenmerkt zich haar poëzie door een breed uitwaaierend karakter. Ze blijft zoeken naar wat haar lyrisch subject drijft, richting biedt en inzicht geeft. Ze doolt rond in een duistere ruimte waarvan ze afmetingen niet kan inschatten en bepalen. Ze tracht haar verwarring met verrassende metaforen te verhelderen. Daarmee kwalificeert ze haar identiteit als dichter. Ondanks de snelle opvolging van wisselende beelden weet Van den Broeck je daarin mee te slepen. Haar taalvirtuositeit is indrukwekkend.” Meander bespreekt de jongste bundel van Charlotte Van den Broeck.

Over de auteur