EI39: Tsjêbbe Hettinga – IT WIKELER HOP / HET WIJCKELER HOP
IT WIKELER HOP
1 |
HET WIJCKELER HOP
1 |
___
De tekst van een goed gedicht is een partituur, dat wil zeggen dat de voordrager geleid wordt door de klanken, de prosodie: het ritme, de klemtoon en de de intonatie van de stem bij het uitspreken van een zin.
Ik heb het mogen ervaren bij de voordracht van de vertaling van een gedicht van Tsjêbbe Hettinga. We waren gasten in Kasteel Groeneveld. Ik vroeg Tsjêbbe of hij eerst wilde lezen, dan kon ik horen hoe het moest, maar hij weigerde en stond er op dat ik eerst de vertaling las. Ik gehoorzaamde en merkte tot mijn verbazing dat ik zonder hem ooit gehoord te hebben de verzen op dezelfde wijze liet klinken als de dichter.
Het begint met een amfibrachys, een versvoet die daarna ook nog vaak te horen is, hoewel de dichter vrij omgaat met klemtonen. Het is juist die vrijheid die de voordrager dwingt in zijn speciale prosodie.
De vertaling heeft dezelfde dwingende afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Hettinga heeft de hulp ingeroepen van Benno Barnard, die onder de indruk was gekomen van Hettinga’s voordracht. Hettinga heeft het Nederlands betrekkelijk laat geleerd en voelde zich niet zo zeker in die voor hem tweede taal. De Angelsaksisch georiënteerde Barnard kende geen Fries, maar voelde zich zeer thuis in de klanken en het idioom van Hettinga, dat hem deed denken aan Dylan Thomas.
Het Wijckeler Hop is het zuidelijkste deel van het Slotermeer in de buurt van de stadjes Sloten, Wijckel en Balk. Een drijftil of krag(ge) is een drijvend eilandje, meestal in een voedselrijke veenplas gelegen.
Het gedicht beschrijft de vlucht in de drank vanwege een groot verlies; het rusten aan de rand van het water. De ik rookt een sigaret en moet blijven denken aan een vrouw die hem doorzag. Hij ziet de vlucht van een kievit. De vertaling ‘Qui-vive’ is een vondst, melancholiek klanknabootsend: er is iets verloren. ‘Kwijt-kwijt’ zou lelijk zijn en verkeerd door de ij-klank.
Ik begrijp de regel ‘Het gras, gemaaid, ruikt nog naar het eerste hooi.’ niet goed. Zou daar niet moeten staan ‘al’ in plaats van ‘nog’ (‘noch’ in het Fries)? Ook ‘nog’ in de regel ‘Wijckeler Hop; mijn botten op aarde, nog’ is vreemd. ‘botten’ verwijst naar de dood, zoals natuurlijk ook ‘een erg verschoten oorlog’.
Het gedicht is duidelijk, omdat de lezer de situatie en de toon herkent van andere gedichten, van bijvoorbeeld Slauerhoff. De woordkeus is hedendaags. De kracht zit in het dwingende ritme.
Het zou me niet verbazen als Hettinga geïnspireerd is door orale literatuur, om te beginnen met de Ilias en de Odyssee, maar denk ook aan Robert Burns en W.B.Yeats. Kenmerkend voor het genre is behalve het feit dat die gedichten werden voorgedragen, het verschijnsel dat de voordragers beschikten over een opmerkelijk geheugen. Bekend zijn ook de ‘werkzangen’: op het ritme van roeispanen door het water, het oogsten van suikerriet of het planten van rijst werden liederen gezongen of teksten gereciteerd, die hielpen bij het gezamenlijk verrichten van arbeid. De Noordse skalden, die ook uit het hoofd reciteerden, kenden het belang of gehoorzaamden vanzelfsprekend aan het ritme van de roeispaan of de hamers op het aambeeld: -/ -/ -/-/ vier of vijf klemtonen per regel. Germaanse talen kennen beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Hettinga varieert, maar zijn gedichten kwamen duidelijk tot stand in zijn hoofd en niet op papier.
Orale gedichten gaan vaak over een verloren aanwezigheid die heroverd moet worden. Ze zijn doordrongen van nostalgie of spijt. De schrijver wil eenzaamheid overwinnen door de magische potentie van woorden. Dit verwijst naar de primitieve wortels van alle poëzie. Hettinga is een oerdichter.
___
Tsjêbbe Hettinga
Het vaderpaard / It faderpaard
Uitgeverij De Bezige Bij
€ 49,959
ISBN 9789023459965