Gepubliceerd op: vrijdag 3 februari 2017

Recente Poëzierecensies – januari 2017 (2)

 

  •  
  • In de nieuwste bundel van Charlotte van den Broeck “bevat de eerste afdeling, ‘Acht, ∞’, acht gedichten van elk twaalf regels. De rest van de bundel, onder de noemer, ‘Nachtroer’, leest voor een groot deel als de exegese van de motieven en problemen die ze in die eerste tegenkomt. Nachtroer, dat wat zich roert in de nacht, zoals je woelt, piekert en analyseert in een bed dat weer helemaal en alleen van jou is.” Aldus Klecks. “Van den Broeck begint bij het einde, die verdeling van de eigendommen. Het eerste gedicht van ‘Acht, ∞’ is genummerd met het cijfer VIII, en zo telt de dichter af naar het begin (…) maar voor ons lezers volgt niet de toekomst maar het verleden. Alles wat geweest is, definitief voorbij nu, moet voor ons nog komen.”
  • Alle aandacht voor één enkel gedicht, het wint aan populariteit. Het gebeurt al jaren op Meander Klassiekers en sinds een half jaartje hebben we op Ooteoote de Eerste Indrukken. Ook het vorig jaar verschenen boek van Ellen Deckwitz over het lezen van gedichten is populair. Deze maand lanceerde Anne Vegter als uittredend Dichter des Vaderlands de nog laagdrempeligere website Hallo Gedicht! die hetzelfde beoogt. In de poëzieweek bracht Literair Nederland een uitgebreid stuk over een vierregelig gedicht van Chr. J. van Geel.
  • Een recensie in distichons met een satirische inslag, Tzum flikt het en dat is in dit geval helemaal gepast. Want het gaat over Rotterdamse kost, de bundel naar aanleiding van de afgelopen poëzieweek met het thema ‘humor’ van J.A. Deelder.
  • Meander is lovend over Leger, het debuut van Mieke van Zonneveld. “Met Bloem in gedachten zou ik willen eindigen met de opmerking dat ik domweg gelukkig ben met deze bundel.”
  • Passionate Platform begint een recensie over Koenraad Goudeseune met de relatie tussen de persoon van de dichter en de ‘ik’ in de gedichten, maar eindigt met: “Naast poëzie met ironische terzijdes en absurdistische wendingen, bevat Vet hart dus ook navoelbare poëzie over persoonlijk verlies, onmacht en vergankelijkheid.”
  • “Volgens Piet Gerbrandy reproduceert Synesios met zijn poëzie de eeuwige kosmische ritmes waarin hij geloofde. In de titel Dans die het heelal omkranst heeft Gerbrandy dit ritme gevat en ook de vertaalde verzen van Synesios lezen swingend” zegt Archeologie Nederland over Gerbrandy’s vertalingen van de gedichten van Synesios van Kyrene.
  • “Van droom naar droom, zo gaat het in het leven, van zuigeling naar oude man, die niet meer precies weet wat om hem is. Zo gaat het in de debuutbundel De geluiden van Paul Meeuws, van de cyclus over een zuigeling tot een vaag wordende vader, van gepruttel tot wegstervende orgelklanken. De bundel staat vol geluiden, maar de dichter is ook visueel een scherp waarnemer.” Zo begint Tzum een mooie recensie waarin de gedichten van de bundel centraal staan.
  • “De gedichten in Radeloos en betoverd lijken op het eerste gezicht onderhoudend maar zijn verrassend confronterend; de dichter brengt zijn woorden op overtuigende wijze over het voetlicht. Alleen in vorm en stijl laat hij het afweten.” Zo oordeelt Literair Nederland over de nieuwste bundel van Pat Donnez.
  • Meander schrijft over Röntgenfotomodel, de debuutbundel van Vicky Francken. Ook Klecks bespreekt de bundel en neemt daar op karakteristieke wijze langer de tijd voor en kiest een invalshoek, in dit geval ‘beeldende poëzie’. Het levert interessante gezichtspunten op, zoals “het gedicht als röntgenfoto, als neerslag van wat er door het dichterlijke lichaam wel en niet doorgelaten is. Een röntgenfotomodel is dan op meerdere manieren leesbaar. Niet alleen als de dichter, die model moet staan vóór het gedicht (het röntgen-fotomodel), maar ook als een woord dat het model van alle gedichten aanduidt (een röntgenfoto-model), met andere woorden, ‘de’ poëzie.”
  • Na een uitgebreide beschouwing over de traditie, samenstelling en betekenis van De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten concludeert De Reactor over de bloemlezing van Ilja Leonard Pfeijffer: “De ambiguïteiten en spanningen van de samenstelling zijn voor een groot deel het gevolg van wat een moderne bloemlezing paradoxaal geworden is: een heel tijdelijke canon, een voorlopige en subjectieve traditie die haar kritiek en haar alternatief al in zich draagt.”
  • De Volkskrant beschouwt de poëzie van Ester Naomi Perquin naar aanleiding van haar aantreden als Dichter des Vaderlands. “Ook in haar vierde, pas verschenen bundel Meervoudig afwezig wordt de vertelinstantie niet voor lief genomen. Deze gedichten lijken persoonlijker dan voorgaande bundels omdat de inhoud mogelijk samenvalt met het leven van de dichter. Toch is het juist de voortdurende zoektocht naar hoe een geïmpliceerd ik zich verhoudt tot de concrete aanwezigheid van de ik-figuur, die de gedichten onder spanning zet.” Atheneum doet iets soortgelijks: “Perquin is bovendien helder van toon en het is vaak goed te volgen wat ze doet. De bundel is bijvoorbeeld opgesplitst in twee delen(!), met de titels ‘De delen’ en ‘Het totale’. De bundel opent echter met een los gedicht waarin een professor uitlegt: ‘U zult de grootheid niet in het totale vinden […] / Maar het totale in de delen!’ De toon is gezet, de structuur en thematiek van de bundel kort uitgelegd.”
  • “Zijn werk intrigeert in positieve zin door zijn aandachtige kijk op de dingen, de sfeer die hij oproept (…) en zijn diepgang, maar de vorm waarin hij zijn taal giet maakt me kriegel: die aaneenrijging van adjectieven, de grote woorden, het dikwijls ongelukkig afbreken van de regels en het vaak niet passend archaïsch woordgebruik, ze storen en bieden weinig ruimte voor de verbeelding van de lezer.” Het gaat hier over de gedichten van Hans Tentije, die Meander bespreekt naar aanleiding van Om en nabij.
  • Tzum bespreekt Het moet nog ergens liggen: “De nieuwe bundel van Joke van Leeuwen gaat over herkenbare situaties, over normale, alledaagse dingen. Maar Van Leeuwen zou Van Leeuwen niet zijn als ze haar lezer geen duwtje gaf, hem niet zou vragen of die dagelijkse dingen wel zo normaal zijn.”
  • “In sterke taal en vaak in korte regels die elkaar in hoog tempo opvolgen, verzet hij zich tegen de werkelijkheid die ons opgelegd wordt. Door het gebruik van bekende merknamen, getallen, opsommingen en bekende datums creëert Utermark een verwevenheid met de alledaagse werkelijke wereld in zijn poëzie.” Passionate Platform recenseert Ik kan je alles uitleggen, de vierde bundel van Guido Utermark.
  • Meander beschouwt de ontwikkeling van de poëzie van Albert Bontridder. “In zijn vroege poëzie beteugelt hij zijn seksuele driften bepaald niet en geeft die vorm in keurig nette sonnetten. (…) Gaandeweg echter worden vorm en toon losser, de regels korter en hoewel het lijfelijke duidelijk aanwezig blijft, is de inhoud meer verweven met zijn levensbeschouwing.” Postuum is zijn bundel Nimbus heruitgegeven, met tekeningen van zijn zoon Thierry Bontridder.
  • “De bundel Lichtmeters is opgebouwd uit vier delen, die elk acht tot elf gedichten bevatten, met één woord als titel. Het zijn opnieuw veelal op zichzelf niet echt bijzondere woorden: ‘Afstand’, ‘Norm’, ‘Soort’, ‘Karper’, maar dikwijls spreekt er wel een dubbele betekenis uit: ‘Veer’, ‘Even’, ‘Ploeg’. Opvallend zijn ook de titels van de vier afzonderlijke delen: ‘Wervels’, ‘Halfronden’, ‘Draadloos’ en ‘Nachtkijker’, woorden die ineens veel abstracter zijn en stuk voor stuk (afgekeurde) titels voor bundels lijken, maar die veel samenhang vertonen met de inhoud van de gedichten in elk deel.” Aldus beschrijft Tzum de jongste bundel van Ruth Lasters.

Over de auteur