Gepubliceerd op: dinsdag 17 januari 2017

Beelden uit een tentoonstelling (5) – Medardo Rosso

ROSSO_Ecce_Puer_2Vergeleken bij schilderkunst – ja, Maurice Derain, ik weet het: ‘slechts’ verfklodders en -vegen op een doek, en voor het overige niet meer dan de suggestie van een onderwerp – is beeldhouwkunst bijzonder materieel: duidelijk drie dimensies, tastbaar (al mag je het beeld niet altijd aanraken en staat het kleinere werk, zoals dit van Medardo Rosso, in een vitrine), zeer verschillend naargelang de hoek waaruit je het bekijkt. Stevig materiaal ook meestal: marmer, brons, steen. En wat het formaat betreft, zeker als het om (delen van) een menselijk figuur gaat, vaak meer dan levensgroot, niet zelden verhouding 1:1. Lichamen (fysieke subjecten) van tentoonstellingsbezoekers, lichamen (fysische objecten) die in een tentoonstelling te zien zijn, zo erg verschillen ze niet. Ooit zag ik in Museum Ludwig in Keulen naast een deuropening een meisje op een stoel zitten. Pas na enige tijd viel me op dat niets aan haar bewoog. Ze was een sculptuur. Zo gelijkend als maar kon.

Tussen de vele, op hoe verscheiden wijze ook duidelijk afgegrensde menselijke figuren in de tentoonstelling over sculptuur in de 20e eeuw, die in hun materialiteit steevast prominent aanwezig zijn, viel dit beeld me op omdat het daar zo van afwijkt. Dat heeft niet zozeer met het materiaal te maken dat de kunstenaar heeft gebruikt – gips, gesso en vernis lees je – als met de wijze waarop hij het  n a u w e l i j k s  de vorm van een kinderhoofd heeft gegeven. Ecce Puer heet het: ‘Zie het kind’. Dat afgebeelde kind heeft onaffe, gesloten ogen waarvan je je afvraagt of ze wel iets zien. De volle, half geopende lippen moeten voor het jongetje meer het contact met de omgeving bewerkstelligen dan de blik. Het veroorzaakt gêne bij de toeschouwer, die zich bijna meer voyeur dan kijker voelt. ‘Ik zie jou, zonder dat jij mij ziet.’

Er is nog iets bijzonder aan dit beeld: zeker aan de rechterkant versmelt het met een stuk van zijn omgeving, gesuggereerd door een ondefinieerbare homp waarop (ook op de linker gezichtshelft trouwens) iets lijkt neer te druipen, lijnen van afdruipend was lijken het, als bij een langer brandende kaars. Met een lichte verschuiving (metonymie, zo je wil) suggereren die vallende lijnen geen haren maar tranen, alsof de jongen langdurig en hevig huilt. Maar dat staat in contrast met zijn onbewogen, serene gezichtsuitdrukking. ‘Wat bezielt je?’ zou je hem willen vragen – en zo besef je dat de scheidslijn tussen materie en ziel hier heel dun is. Dat moet je kunnen als beeldhouwer, een werker in vaste materie.

In de catalogus staat dat Medardo Rosso (1858-1928) de opdracht had gekregen om een buste van een jongen te maken, maar geen inspiratie had. ‘Op een avond tijdens een receptie in het huis van de ouders zag Rosso hoe de jongen door een spleet in de gordijnen gluurde, de lippen een beetje van elkaar. Hij werkte de hele nacht door om dat korte moment te vangen.’ Een vluchtige indruk dus, gevat in iets stevigs, blijvends. Hoe contradictorisch het ook lijkt, er bestaat een impressionistische beeldhouwkunst. Rosso, uit Turijn, beschouwde zichzelf als de allereerste impressionistische beeldhouwer, en dat leverde hem uiteindelijk ruzie op met Auguste Rodin, van wie hij later vond dat deze zijn ideeën had gestolen.

ROSSO_Ecce_PuerEen uitspraak van Rosso is memorabel: ‘In de ruimte is niets materieel.’ En ook (let op het woord ‘indruk’): ‘Je maakt een andere indruk op me als ik je in je eentje in een tuin zie dan wanneer je te midden van een groep mensen staat, in een kamer of op straat.’ Het beeld is van 1906 – het zou niet lang meer duren voor de zichtbare werkelijkheid ook in de wetenschap op losse schroeven staat. Hier, in de kunst, vooralsnog tederheid, besef van het onaanraakbare. Kijken is al bijna geweldpleging. Het is een beeld waar je lang maar zwijgend naar kijkt.

Twee reminiscenties. Een aan de filosoof Ludwig Wittgenstein, Filosofische onderzoekingen, § 71: ‘Is een onscherpe foto eigenlijk wel een afbeelding van een mens? Is het wel altijd voordelig een onscherpe foto door een scherpe te vervangen? Is het onscherpe niet vaak juist wat we nodig hebben?’ (vert. Maarten Derksen en Sybe Terwee)

Een aan dit gedicht van J.H. Leopold, met een alle scherpte wegvegende ‘e’.

Staren door het raam

Er is een leven in wat bewegen,
de takken beven een beetje tegen
elkaar. Een even beginnen schudt
elke boom: een bezinnen dit,

een schemeren gevend van eerste denken,
met loome vingers gaan zij wenken
wenken, wenken, brengen uit
een vreezend meenen nauw geuit.

En lichte dingen, herinneringen
lispelen zij, vertrouwelingen,
zouden wel willen, willen – dan dood
staan zij in de lucht, de boomen bloot.

De lucht, die leeg is en zonder ziel,
waar uitgetuimeld de wind uitviel.


Ecce Puer
van Medardo Rosso is nog even, tot 22 januari 2017, te zien in de tentoonstelling Van Rodin tot Bourgeois. Sculptuur in de 20ste eeuw in het Gemeentemuseum, Den Haag.

Over de auteur

- is criticus en literair vertaler: recentelijk Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten (2011), Spiel auf Leben und Tod. Die Auferstehung des Konrad Bayer (Schreibheft 79/2012), Norbert Hummelt, Geen veerman, geen Styx (2014, met Jan Baeke), Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, idioot (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018), Georg Heym, De gek (2019), Gerhard Rühm, het raam (2020), Novalis, Fragmenten/denkopdrachten (2020), Cornelia Hülmbauer, Cyclus V (2020)