Gepubliceerd op: maandag 23 februari 2015

Vertaallab 71 Nada Gordon – Poetry

Eind vorig jaar stelde Al Filreis een selectie samen van veertien Amerikaanse gedichten uit het lopende decennium. Ooteoote brengt deze gedichten in vertaling. Vandaag het gedicht Poetry van Nada Gordon, vertaald door Mereie de Jong.

Nada Gordon
 

Poëzie

Ook ik hou er niet van, al zijn er dingen waar ik nog minder
van hou: teenringen, avocado’s, gouden sieraden, gezoete muesli,
tatoeages, de lucht van afwasmiddel… dikke mannen met lang haar,
meringue, merengue, gele sneeuw of vieze sneeuw, vliegtuigmaaltijden,
Tiger Woods, de US Postal Service, Giuliani, fundamentalisten,
kapsels, babykleertjes… enge ogen…
wijn.

Ik hou er niet van dat Elvis MIJ nooit een Cadillac gaf.

Ik hou er niet van om ‘luxe’ te gebruiken om iets te beschrijven, omdat het een
luie manier is om iets te beschrijven, zelfs dit luxe gedicht.

En waar ik het allerminst van hou is dat ik het gevonden heb,
zonder er zelfs maar naar te zoeken,
met z’n reuzenoog als een melkachtige, niet-ziende bol
en kleine vleugeltjes, puntige veren
die maar net door het romige dons heen prikken,
het kleine nestjong – dood als poëzie –
op het zonovergoten dakterras
naast mijn werkkamer.

Maar door het te vinden, en met volslagen minachting ervoor,

ontdekte ik er

wel een manier in om het gedicht agressief te laten worden.

   Ik greep het vast met mijn linkerhand en kneep, tot die
niet-ziende ogen

   uit hun kassen PUILDEN, en de minuscule veren
op mijn handpalm vielen en zich vermengden met zijn mussenbloed.   Deze
ervaring is belangrijk, niet omdat er een

verheven klinkende interpretatie op kan worden geplakt maar omdat

ik me om en om wentel in een veld van kleinburgerlijke eigendunk,
lig te lachen in de zon en het me niks kan schelen dat mijn linnen tuniek
van Eileen Fisher zo kreukelig wordt als een pasgeboren baby. Ik voel
me goed! Ik hou van het leven!

dat geldt voor ons allemaal misschien, dat we
het niet erg vinden om

een dood vogeltje ondersteboven vast te houden –
een boomklever misschien, die is neergestreken in je plasbuis, zoals

olifanten die een weke vulva
binnendringen of

een wild paard dat leert
zingen.

de huid van het gedicht trilt als een paard

arrogant en banaal als ‘denkbeeldige bladen met echte
kwallen erin’.

Ik heb gepraat/getypt/gewatdanookt waar ik van hou: rode dingen, eten,
dingen maken, suiker, een beetje funkdancing…

maar ach… poëzie…

ondanks al haar ruwheid hou ik er niet van:

de nestjongen springen,
piepkleine kamikazepiloten,
in de grote bek
van de banale
nacht.

(vertaling: Mereie de Jong)

 

Poetry

I, too, dislike it, although there are things I dislike
even more: toe rings, avocado, gold jewelry, sweetened muesli,
tattoos, the smell of fairy liquid… fat men with long hair,
meringue, merengue, yellow snow or dirty snow, airline food,
Tiger Woods, the US Postal Service, Giuliani, fundamentalists,
haircuts, baby clothes… creepy eyes…
wine.

I dislike that Elvis never bought ME a Cadillac.

I dislike using “upscale” to describe something because it is a
lazy way of describing something, even this upscale poem.

And I dislike most of all having found,
without even looking for it,
its giant eye a milky, unseeing orb
and little winglets, spikes of feathers
just poking through the creamy down,
the little fledgling – dead as poetry –
on the sun-drenched deck
outside my writing room.

Finding it, however, and with a perfect contempt for it, I

discovered in

it after all, a place for the poem to become aggressive.

   I grasped it with my left hand and squeezed, until those
unseeing eyes

   POPPED out of their sockets, and the minuscule feathers
came out on my palm, mingling with its sparrow blood.   This
experience is important not because a

high-sounding interpretation can be put upon it but because

l am rolling and rolling in a field of bourgeois self-esteem
laughing in the sunlight, caring not that my Eileen Fisher
linen tunic gets as wrinkled as a newborn babe. I am
comfortable! I love my life!

the same thing may be said for all of us, that we
don’t mind

holding on upside down to a dead baby bird –
a nuthatch perhaps, that has perched inside one’s urethra, like

elephants pushing into
a weak vulva or

a wild horse learning
how to sing.

the skin of the poem twitches like a horse

insolent and trivial like ‘imaginary magazines with real
toadies in them’.

I’ve talked/typed/whatevered what I like: red stuff, food,
making stuff, sugar, the odd spot of funkdancing…

but ah… poetry…

for all its rawness, I still dislike it:

the fledglings leap,
tiny suicide bombers,
into the great maw
of banausic
night.

From: Vile Lilt, Roof Books, 2013. Published on ooteoote.nl by kind permission of the poet

 

Het gedicht is een reactie op dit gelijknamige gedicht van Marianne Moore.

De bundel Vile Lilt waarin dit gedicht staat, wordt in een mooi artikel op de Boston Review besproken in combinatie met andere hedendaagse poëziebundels.
Daarnaast wordt de bundel besproken op Sundog Lit.
Op HOW2 staat een kort briefje van Nada Gordon aan de lezer, dan drie gedichten en tot slot een beknopte maar enerverende biografie.
Vorige week was Gordon dichter van de week op Brooklyn Poets met een gedicht en een interview.

 

De volledige selectie van Al Filreis is beschikbaar als PDF.
Alle bijdragen die in deze serie op Ooteoote verschenen zijn, kunt u hier bekijken.

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.