Gepubliceerd op: maandag 16 december 2013

De spelende mens – Jaap Blonk Klinkt

jaap-blonk-klinkt-2013-het-balanseerHoewel iedereen wel eens klankgedichten van Hugo Ball of de ‘Ursonate’ van Kurt Schwitters heeft gehoord en tenminste van het bestaan van een nonsensgedicht als Lewis Carrolls ‘Jabberwocky’ of Cees Budingh’s ‘De bozbezbozzel’ afweet, lijkt het verschijnsel klankpoëzie – na een internationale heropleving van de concrete, visuele en auditieve poëzie in de jaren 1950-1970 – uit de publieke aandacht weggeëbd. Dat is bijzonder vreemd in een tijd van intermedialiteit vol nieuwe digitale mogelijkheden. Het is ook onheus tegenover de creativiteit en de virtuositeit van een van de internationaal productiefste klankdichters en stemperformers: Jaap Blonk (1953). Waarschijnlijk laat zich hier, langer dan bij de beeldende kunst (‘Wat stelt het voor?’), de hardnekkige behoefte aan een ‘boodschap’ en ‘betekenis’ gelden. De nadruk op de zintuiglijk waarneembare vorm van de taal, de grote vrijheid waarmee met klanken, lettergrepen en gevonden woordmateriaal wordt gespeeld, de ongebruikelijke ‘dichtvormen’ (lijstjes bijvoorbeeld of montages en stochastische variaties), de combinatie met elektronische geluiden, stemsamples en muziek … Dat alles schrikt af. Wie Klinkt met een ruime selectie van Blonks ‘Nederlandstalige’ klankteksten uit de laatste dertig jaar gaat lezen en vooral op de twee bijgevoegde cd’s gaat beluisteren, moet dus zijn verwachtingspatroon bijstellen of liever zo open mogelijk houden. En zich de uitspraak van Friedrich Schiller herinneren: ‘De mens is pas waarachtig mens als hij speelt.’

Erik de Smedt over Klinkt van Jaap Blonk op de Reactor.