Gepubliceerd op: donderdag 6 juni 2013

Reading NYC VIII: Reading Heaven its Riot Act

(Joost Baars struint de poëziepodia in New York City af. In Reading NYC doet hij verslag. Dit is deel 7.)

Kazim AliVoor het eerst keer ik terug bij een poëziepodium, en waar anders dan bij The Poetry Project. Het mede door Allen Ginsberg (wiens Howl Festival ik afgelopen weekend helaas heb moeten missen) opgerichte instituut is toch echt een van dé plekken om Amerikaanse dichters te ontdekken. De programmeurs weten wat ze doen, de ruimte is geweldig, de dichters lezen lekker lang voor en het publiek is aandachtig en contemplatief.

En ik word niet teleurgesteld. Kazim Ali leest, en hij is niet minder dan een openbaring. Een geboren Brit van Pakistaanse afkomst, opgegroeid in Canada en de Verenigde Staten. Moslim, een sji’iet om precies te zijn. En homo.

In tegenstelling tot wat veel lezers van dit stukje wellicht geneigd zijn te denken, is Ali niet homo ondanks zijn religie, noch is hij moslim ondanks zijn seksualiteit. Dit is het bijzondere van de mystiek van zijn poëzie: zijn homoseksualiteit maakt daar een belangrijke kern van uit. ‘He knows in his heart none can take you truly in / Save the house that unhomed you’ schrijft hij in het gedicht ‘Divination’, in de pas verschenen bundel Sky Ward waaruit hij deze avond leest. Ofwel: alleen in een huis waarin God niet thuis kan zijn, kan God worden ontvangen. En in zijn driedelige reeks ‘Prayer request cards’, kaartjes die hij invulde toen hij voor het eerst een protestantse kerk bezocht, schrijft Ali: ‘I would like the church to pray for / a clear reckoning / the core unearthed / what’s best born skyward / searched // who’s most easily followed / seared // who’s most faithful / beckoned to / queer’.

In Vrees en beven beschrijft de Deense filosoof en theoloog Søren Kierkegaard geloven als het als een enkeling ontstijgen van het algemene. Daarbij komt de enkeling niet alleen uit dat algemene voort, maar is er tegelijkertijd juist tegen in oppositie. Om God te kennen moet je God durven verlaten. Of, zoals Ali in deze gedichtenreeks zegt, moet wie het meeste trouw is, tot bedrog, tot onoprechtheid, tot bederf worden gewenkt. To queer betekent dat namelijk: bederven, bedriegen, bedotten. Maar queer betekent natuurlijk ook homo.

Homoseksualiteit is in strijd met ‘de leer’ (in het woord ‘queer’ dus zelfs heel letterlijk), maar juist daarom in mystieke zin het pad naar God. In Sky Ward staat een grote reeks gedichten over Icarus (wiens naam ‘volgeling’ betekent). ‘Baptism’ is het eerste vers: ‘Ashamed and almost withering / when the winged god flew from my throat // I wanted to kill him for wanting him / begged to be reborn as a brute or beast but // it was me who wanted to be killed like a king, / my uncertain body chained to the rocks promising // to lie still, to be destroyed, wanting only / to kiss the hands of my winged assassin // I would break any promise to be so / daily devoured, eternally delivered –’

Ik vind het zo goed, ik kan niet stoppen met citeren: ‘Denuded and abandoned I recite / but what do I want // (…) // Singing psalms to terrify myself / into deciding: // My time in the world was / only a gesture // My body a lonely / stranger // an ache / I never knew’ (uit ‘Prayer’). ‘Here is your moment to affix me / adoring blasphemer to breathlessness’ (uit: ‘Rapture’). ‘sky-knife open the boat to oceanic lust / I want to snake-handle but I want to be bitten’ (uit: ‘Epiphany’). Overal gaan erotiek en mystiek hand in hand, zie je de eenheid van de schepping door de anomalie van het lichaam.

Op de vraag of homoseksualiteit en islam niet incompatibel zijn, zou je op basis van Kazim Ali’s poëzie kunnen antwoorden: ja, en een dergelijke incompatibiliteit is noodzaak om überhaupt te kunnen geloven.

Ter gelegenheid van de Olympische Spelen van 2012 organiseerde de Amerikaanse publieke omroep NPR de ‘Poetry Games’, waarbij ze een dichter van elk continent vroegen een gedicht te schrijven rondom de Spelen. Kazim Ali vertegenwoordigde het Noord-Amerikaanse continent, en schreef het gedicht ‘The Wrestler’. Dat gedicht is, zo vertelt hij tijdens zijn lezing in The Poetry Project, opgepikt door een Amerikaanse worstelfederatie, die het een tijdje op kaartjes uitdeelde tijdens wedstrijden. ‘Volgens mij hadden ze de dubbelzinnigheid niet helemaal door’, aldus Ali, doelend op de homo-erotische component in het gedicht.

Een fragment: ‘Later I would read in heaven’s books / how my body was wrong, though limber and strong. // In the web of our efforts I aim to fix a position / where the other’s strength ebbs and mine kicks in. // Strength splintered to pieces, / a shard in the other we each struggle to reach.’ Het worstelen om te bereiken, van God, maar in dit geval ook van de Ander. Dat is het thema van Kazim Ali. En de worsteling begint in het lichaam, in het lichaam dat ‘verkeerd’ is. Zonder die verkeerdheid, geen worsteling, en dus ook geen God.

De laatste strofe luidt: ‘Our bodies flash their thunder and lack. / I strain for what I’m owed. I read heaven its riot act.’ De Riot Act is een Britse wet uit 1714 die lokale regeringen het recht gaf om bijeenkomsten van 12 of meer mensen als onwettig te verklaren, en ze zo te dwingen uiteen te gaan. Dus Ali neemt hier een wet uit de Hemel, een Goddelijke wet dus, die denkelijk op hemzelf van toepassing is, die zegt: jij mag niet bestaan. Hij draait die wet om en richt die tot de Hemel waar die vandaan komt. Daarmee jaagt hij de Hemel uiteen om er plaats te maken voor wat er fundamenteel niet thuishoort, namelijk zijn lichaam. Maar ook maakt hij – het citaat aan het begin van dit stuk indachtig – God leeg zodat die zich als vreemdeling kan melden in zijn huis (wat je ook als zijn lichaam zou kunnen zien).

Terug in mijn appartement in Williamsburg zie ik op internet dat er zich in Nederland een klein relletje heeft voorgedaan rondom een woordvoerder van een islamitische nieuwssite die Nederlandse moslimjongeren prijst die gaan vechten in Syrië, en die de brute moord op een Londense soldaat weigert af te keuren. Is een dichter als Kazim Ali überhaupt mogelijk in Nederland, vraag ik me af. Zou hij gezien worden in een land waarin je als moslim veel meer kans maakt uitgenodigd te worden in een nationaal praatprogramma als je aan alle vooroordelen voldoet die moslimhaters over moslims hebben? In een land dat als het om moslims gaat homo-emancipatie hoog in het vaandel heeft staan, maar zo gauw het om Hollandse weigerambtenaren of Franse conservatieven gaat een oogje dichtknijpt bij homodiscriminatie? Zou Kazim Ali überhaupt gezien worden – anders dan als curiositeit – in een land waar inclusiviteit tolerantie betekent, waar iemand als Pim Fortuyn wordt omarmd met de woorden: het maakt ons niet uit dat hij homo is.

Want Kazim Ali’s geloof en homoseksualiteit maken duidelijk wél uit. Zoals homoseksualiteit ook uitmaakt bij Lauren Shufran, Angelo Nikopoulos, Wayne Koestenbaum, CAConrad, Tracey McTague en Roberto Montes, dichters die ik hier in New York in een willekeurige drie weken heb horen voorlezen. Dat zij als zodanig onderdeel zijn van de mainstream, en niet eerst los van hun identiteit ‘kwaliteit’ moeten tonen, is toch een heel andere vorm van inclusiviteit dan we in Nederland gewend zijn.

Over de auteur

- Joost Baars (1975) is dichter, essayist, podcaster, chapbookuitgever en boekverkoper. Zijn gedichten werden gepubliceerd in onder anderen Liegend Konijn, Blue Turns Grey en Revolver. De poëziepodcast VersSpreken (www.versspreken.nl) die hij samen met Matthijs Ponte maakt won in 2010 de nationale prijs bij de European Podcast Awards. Met Halverwege Chapbooks geeft hij op een budget van nul euro chapbooks uit. Hij schrijft over poëzie, film, cultuur en politiek voor onder meer de Poëziekrant en deRecensent.nl.