LL49: Peter Swanborn – IN IEDER EEN ANDER
Met scheve ogen staart het mij aan, door de spijlen
van de trap. Een schuw wezen dat honger heeft, en
als ik passeer, trekt het een duister gezicht. Ik vraag
zijn naam, krijg enkel de mijne. Snel sluit ik de deur,
zie niet hoe het treden beklimt, op handen en voeten,
tafel en bed eigen maakt. Als ik thuiskom, ’s avonds,
daalt het de trap af, recht als een mens. Hij vraagt
mijn naam. Met scheve ogen staar ik hem aan.
____
Dichter en schrijver Peter Swanborn (1963) debuteerde in 2007 met de bundel Bij het zien van zijn lichaam, een jaar later genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut. In 2009 verscheen Een koud bad, geschreven in opdracht van de Zeeuwse Slibreeks. Deze bundel met 24 liederen over verdronken Zeeuwen werd genomineerd voor de PZC-publieksprijs. Najaar 2009 verscheen bij Uitgeverij Podium Tot ook ik verwaai, een monument voor een dementerende moeder. Deze bundel werd genomineerd voor de J.C. Bloem-poëzieprijs. Mei 2013 verschijnt Het huis woont in mij. Bovenstaand gedicht is een voorpublicatie uit deze bundel.
Swanborn is redacteur van Tortuca, tijdschrift voor literatuur en beeldende kunst, en literair medewerker van de Volkskrant. Zijn poëzie is in meerdere talen vertaald.