Gepubliceerd op: woensdag 30 januari 2013

HET DEBUUT VAN EEN WITTE RAAF XXIII

 

 

(voor de delen I t/m XXII klikt u hier)

 

Verblind verlaat ik de echoput want op deze doordeweekse dag schijnt de zon fel, zeer fel. Een snelle inventarisatie leert dat mijn verhalen nu alleen nog bij Van Gennep liggen. Het is eind juni. Begin volgende maand word ik veertig. Veertig! De vooravond lokt maar weigert zich vooralsnog zonder schok of stoot aan zijn bezitter uit te leveren. De kuitenbijter in mij bestookt Van Gennep met telefonades. Hoe terughoudend hun uitgeverij wel niet omspringt met debuten, moet ik van de vrouwenstem aannemen. Evengoed is het in behandeling hoor, verzekert ze mij. Er wordt serieus aan gelezen, moed houden maar. Een week gaat voorbij. Nog twijfelt men. Ja of nee, het hangt erom. Een loepzuivere patstelling. Nog een redactievergadering moet eraan te pas komen, waarin men ‘na rijp beraad’ toch besluit ‘er van af te zien’, de deur aldus met een ferme zwaai voor mijn neus in het slot smakkend.

Veel Duveltjes en Hans‘ bemoedigende woorden helpen mee de bittere pil weg te spoelen. Ons dan maar op het WK geworpen. In de stad overal auto’s met oranje balletjes aan de antenne gespietst.

Woensdag 29-6: cafébezoek. Nederland wint in stijl van Marokko.

Donderdag 30-6: A. onderneemt ultieme reanimatie-poging. Als ik nou eens tijdens Nederland-Ierland mijn verjaardag vierde, zijnde maandagavond vier juli? Mijn veertigste verjaardag vieren?! Ik kijk haar verwilderd aan. Onder deze omstandigheden? Op een maandag? Theatraal deins ik terug, distantieer me met brede gebaren van het voorstel, onderga de onwrikbare orde des vrouwens ratio en ga diezelfde avond alsnog overstag.

Vrijdag 1-7: belronde.

Zaterdag 2-7: slijtertoernee.

Zondag 3-7, mijn eigenlijke verjaardag, ligt blanco voor me open. Ik slenter naar mijn bureau en steek in het voorbijgaan De vooravond bij me. Op de fiets in de zon speurend naar rust en een leeg bankje, beland ik tot mijn verrassing in het Beatrixpark (Vondelpark te vol, Amsterdamse Bos te ver). Ik vind uit de loop een zetel onder de bladeren en breek de band van mijn boek.

De zon kleurt alles rood als ik op kijk. Iets verder op het pad staat een kind. Het kijkt me onbevangen aan. Korte broek, stevig op de benen, bal onder zijn arm. Ik dep mijn ogen droog en verhef me. Volkomen verstijfd ben ik. De jongen geeft zijn bal een stuit en schiet hem met een boog in mijn armen. Ik lach hem toe. Morgen winnen wij!

 

Over de auteur

- (1954) realiseerde een tiental toneelstukken en filmscenario’s. In 1995 verscheen bij Veen zijn debuutbundel Het slinkende papier. Later volgden de roman Passage (Veen, 2000) en een als ‘vrije oefening’ omschreven werk van autobiografische fictie, De cultus van het Lijden (De Arbeiderspers, 2006). In 2010 verscheen de roman Grand mal (De Arbeiderspers). In november 2012 verscheen bij het balanseer zijn poëzie onder de titel Schedelmoer & maatpak.