Gepubliceerd op: woensdag 14 november 2012

Werkplaats 2: Amber Mitchell – Figuranten

In Perdu komt sinds kort iedere twee weken een groepje jonge schrijvers bijeen voor een schrijfworkshop. Bij elke bijeenkomst kiest de groep een tekst van een van hen die ze graag hier gepubliceerd willen zien. Vandaag de stijloefeningen van Amber Mitchell, onder de titel ‘Figuranten’.

1.

In een multiculturele woonwijk van de kleine stad Averen bereikt op een dag in april een ogenschijnlijk miniscuul brandje een opslagplaats. De omwonenden weten niet beter of het is een opslagplaats voor oud papier. De gebeurtenis veroorzaakt op verschillende manieren schade, er ontstaat een rookwolk boven de stad. Mensen raken gewond of overlijden door de explosie en rondvliegend beton wanneer het brandje bij het desbetreffende pand aankomt, nog meer raken dakloos en worden opgevangen in sporthallen. De explosie wordt breed uitgemeten in de media, de koningin betuigt ter plaatse haar medeleven.

 

2.

we verspreiden onze lichamen waar de as van de daken nog niet is gedaald en voeden elkaar met het gruis en geruis uit de luidsprekers van onze mobiele telefoons alvorens we de verlamming uit onze kelen weten te verdrijven we zijn niet langer blank of bruin of donkerder dan bruin we hebben huiden rood en grijs als het patroon van de muren die je naam ontkennen in hun vlucht we drinken rook lopen de weg volgezogen van wolken ramen banden dringen vliegen gieren waaronder onze warme hoofden bloeden nietsvermoedend of misschien wel van de overkant waar achter muren armen achteloos in het rond harten niet voelen kloppen ergens ontvangt een zachte hals steigerende betonblokken van een blok verderop ergens zoekt een vrouw haar bijnaman in het park van de bijnalijken we negeren het relaas van een journalist we negeren de foto’s van een koningin die haar tranen toont wellicht uit spontaniteit wellicht omdat de verwachtingen het van haar eisen straks zullen we de stad monumenten schenken kruisjes op een schatkaart die het moment aangeven waarop een weg tot eenrichtingsverkeer wordt gereduceerd weer zijn er dan tvploegen weer komen we dan in beeld weer likken we de wonden van onze ontbrekende ledematen weer sijpelen we de sensatie de süchtige beelden in kijken ze terug geen van ons uitgezonderd tot we ons tot bloedens toe aan het beeld hebben gelaafd tot we ze voldoende hebben verdragen om de optelsom van mismaaktheden weg te wuiven
eindelijk ook hier toeristen

3.

Dit is ons eerste afspraakje. Date. Klotewoorden. Hij kijkt me niet eens aan. Ik weet niets te vertellen. Het had een mooie dag moeten worden. Een buitengewoon zachte lentedag, beloofde de krant. Het is zelfs warmer dan ik had verwacht. Doet het er toe? Ja. Vorige week was ik hier ook, alleen. Het leek alsof het altijd koud zou blijven. Maar ik had het leven goed. Geen vuiltje aan de lucht. Mijn hoofd zakt achterover. Ik weet niets te vertellen. Hij kijkt me niet eens aan. Hij mompelde net nog, iets over ergens anders heen gaan. Opstaan. Dat iedereen weggaat. Ik snap het. Hij heeft het wel gezien, hier. Met mij. Mijn benen slapen, momentje, zeg ik. Ze zouden inmiddels moeten tintelen. Het ruikt hier vreemd, zeg ik. Naar vers uitgeblazen waxinelichtjes, zeg ik. Hij zegt niets. We blijven liggen. Nog even.

Mijn keel wordt dikker. Mijn haar grijzer. Ik ben mijn anekdotes vergeten te vertellen, nu weet ik ze weer, nu weet ik ze weer. Waarom liggen we hier ook alweer? Mensen heffen hun mobieltjes naar de hemel terwijl ze snel bij ons vandaan lopen. Het wordt benauwd, rook in mijn ogen. Rook in mijn longen. Ik zie de daken niet. Ik zat hier op het muurtje naast me, zeven dagen naast me, ik zag de daken ik had het leven goed. Ik zie de brokstukken onder mijn borsten niet. Rennende vreemdelingenvoeten op mijn buik natte zwarte schoenafdrukken onder mijn vingers het zal het bloed wel zijn. Ik draai mijn hoofd naar links, mijn nek verkrampt. Zijn vuilwitte ogen onbewogen net niet op mij gericht. Zo’n mooie dag. Haar waxinelichtjesgeur bedwelmt me.

 

4.

Boem. Oeps!

 

Aardig verhaaltje, papieropslagplaats in de geitenneukerswijk van Averen per ongeluk in de fik, halve stad weg. Zorgt brandend papier voor een rookwolk die tot op hoog tussen de vliegtuigen kolkt? Google Maps is vandaag niet meer nodig. Het digitale icoontje werd ineens met het blote oog zichtbaar: dààr is Averen. Voor wie er heen wil. Op het nieuws de godganse dag journalisten met platgespoten gezichten in interviews met de experts aapies: “Papier, toch?” Jaja, een heleboel papier!

Fail! Iedereen weet, iedereen weet, dat Averen militaire explosieven scheet. Dat vermelden de tjappies op het NOS er niet bij, wat een ver(r)assing! Gelukkig hebben we hier toegang tot de heldhaftige klikspaantjes over de inhoud van het pand. In de papieropslagplaats lagen natuurlijk paperassen militaire explosieven. De klikspaantjes worden ook weer met de dood bedreigd, ineens is de overheid wel snel en efficiënt! Nee, wij zijn helemaal niet verbaasd en verwachten zoals gewoonlijk over 3, 2, 1… een vrolijke aanklacht wegens smaad. De link volgt natuurlijk later.

Update: HIERR dus.

 

Ook op het nieuws: schattig kindje dat hoognodig een cursus Nederlands voor zwakbegaafden moet leren: “Hond is niet meer. Hond is barbecue!” Mop, al je vriendinnetjes zijn barbecue! Nog schizo’s die menen dat we in een democratie leven? Meldt u zich maar. Kijkt u dan meteen ook even naar onze koninklijke hoogheid die met privéjet wordt overgevlogen om op locatie en op commando te janken zodra er een camera tevoorschijn wordt getoverd. Liar liar, pants on fire! Onze belastingcenten worden zo te zien overduidelijk goed besteed. We worden in onze reet geneuqt in deze door en door corrupte politiestaat. Of eeh, militaire staat, natuurlijk. Granaatappeltje, iemand?

Beelden van de ravage zijn ­hier te vinden.

 

Reaguursels

 

Opzet. De overheid heeft zelf de hele zaak opgeblazen, beetje kijken wat er gebeurt. Polder-9/11.

-100 voor die teringbende daar.

Ineens een hele zooi minder hoofddoekjes in Averen. Dat dan weer wel. +1.

obamabinladen | 11-04-12 | 19:28 | + 61 

 

5.

Elf. Vier. Tien. Elf. Vier. Tien. Elf. Vier. Tien. Vier. Elf. Tien. Nee. In alles logica. Twaalf: drie. Tien. Zeven. Nooit letterlijk. Eén is letterlijk. Rijst snel. Ring twee. Dag twee. Dag twee is dag één met meer gewenning. Twaalf. Vier. Tien. En we gaan nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet. Zeven vijf twee vijf Bernhard Bernhard. Rechts rechts links. Dag vier. Spijkers in het plafond? Dag tien. Witte stippen op het plafond. Elf. Niet vier. Vijf. Min tien. Alles is weg te werken.

 

6.

En nu?
Nu niets. We blijven hier. Er vandaan. 

De cavia staat nog met z’n hok in de tuin.
Ja.

 Morgen geen school dus.
Ik denk het niet. Nee.

 Ja.
Denk je dat de cavia nog leeft?

Over de auteur

- Jeroen van Rooij schrijft. Onder meer 'De eerste hond in de ruimte' (roman, 2010), 'Het licht' (roman, 2012), poëzie in Parmentier en DW B, essays in nY, kritieken op De Reactor en lezingen in Perdu. Hij woont en werkt in Amsterdam.