Kunst als oorlogsverklaring aan de futloosheid – door Ernst van den Hemel
De onderstaande lezing sprak Ernst van den Hemel op 19 oktober 2012 uit tijdens ‘Kunst als oorlogsverklaring aan de futloosheid‘ in Perdu.
De avond werd georganiseerd naar aanleiding van het verschijnen van Alain Badiou Inesthetiek: Filosofie, Kunst, Politiek (2012).
Introductie Kunst als oorlogsverklaring aan de futloosheid
Door Ernst van den Hemel
Het boek Alain Badiou Inesthetiek: Filosofie, Kunst, Politiek (2012) is geen poging om een Badiouiaanse school van kunstinterpretatie te beginnen. Dat wil zeggen: het is niet een poging om een bepaalde vorm van kunst te verkiezen boven een andere. Hoewel de titel van het boek – waarin de termen filosofie, kunst en politiek in een suggestieve volgorde naast elkaar staan – anders doet vermoeden, is het geen pleidooi voor expliciet politiek geëngageerde kunst waarvan de filosofie dan wel even het ideologische program zal leveren. De bundel heet niet voor niets in-esthetiek. Het is wel een poging om een bepaalde manier van over kunst nadenken te verkiezen boven een andere. Of, beter gezegd, om een bepaald debat aan te zwengelen. Maar dit betekent niet dat de filosofie de maat gaat meten over wat kunstenaars moeten doen, of hoe zij politiek moeten zijn. Wat betekent het wel?
Allereerst denk ik dat het denken van Badiou aangegrepen kan worden om een bepaalde futloosheid tegen te gaan. Het is een futloosheid die in Badiou’s denken een rol speelt, en waarvan ik denk dat deze breed gedragen wordt. Badiou’s denken richt zich op affirmatie, op waarheid, zelfs op de waarheid van het communisme. Zijn denken levert nogal wat weerstand op om precies deze redenen. Wat weerhoudt een waarheid ervan om bijvoorbeeld intolerant of absoluut te worden? Allereerst kort het begrip van waarheid dat Badiou lanceert. Vervolgens zal ik wat meer aandacht besteden aan de inesthetische kant van de zaak, voor we terugkeren naar de politieke dimensie van kunst en de futloosheid waar ik zojuist over sprak.
Waarheid
Goed, Badiou stelt dus dat waarheid bestaat. Waarheid bestaat en komt voor in vier categorieën, liefde, politiek, wetenschap en kunst. Wat al deze domeinen gemeen hebben is dat men in deze domeinen een radicale verrassing kan ervaren. Ik heb Badiou wel eens gevraagd waarom er slechts vier waarheidsdomeinen zijn, en waarom geen vijf, zijn antwoord was dat als iemand een geloofwaardige vijfde waarheidsprocedure zou weten te bedenken hij die graag zou toevoegen. Ik heb toen over religie als waarheidsprocedure nagedacht. Hierover stelt Badiou het volgende: de religie verbindt hetgeen kan verschijnen aan het Ene, een openbaring, of een mystieke ervaring, is mogelijk dankzij een, wellicht onbereikbare, dimensie van het Ene die een radicale vernieuwing uitsluit. Alhoewel hier het laatste nog niet over gezegd is, vind ik in mijn hoedanigheid als religiewetenschapper deze analyse steekhoudend. Een interessant ander voorbeeld zou de economie zijn: hoe zou een economische waarheid eruit zien? Ook hier is het laatste woord nog niet over gezegd. Maar goed, de waarheid laat zich omschrijven als een verrassing, een overval, binnen een situatie die pretendeert al hetgeen bestaat te kunnen tellen, te kunnen plaatsen.
Wiskunde
Om dit te illustreren, een turbokorte versie van wiskunde in Badiou;
Een man komt een bar binnen, waar telkens mensen opspringen en een nummer roepen: 32! En iedereen barst in lachen uit. 132! Iedereen weer lachen. De man die net binnenkomt vraagt aan de barman: wat is er aan de hand? Deze zegt, dit is een moppenclub, en ze hebben om tijd uit te sparen hun moppen genummerd. De man denkt, dat kan ik ook, en roept: 148! Het blijft even stil, en dan barst iedereen in lachen uit, dat wel een half uur aanhoudt. De man vraagt aan de barman hoe dat komt. De barman zegt: ze kenden hem nog niet.
Mocht u geen specialist zijn in de verzamelingenleer, dan kunt u deze mop vertellen, er slim bij kijken en zeggen: ‘Zo ongeveer zit het met de wiskunde in Badiou’. U loopt wel het risico geassocieerd te worden met de Sloveense moppentapper Slavoj Zizek.
Maar goed: een waarheid is dus een verschijning van iets onverwachts binnen een schijnbaar complete situatie. Deze verschijning is altijd mogelijk. En, daardoor, is alleen deze waarheid universeel. Ik zal dit punt pogen te illustreren aan de hand van een voorbeeld uit de politiek.
Politiek
Nederland is een land dat zich op de borst klopt vanwege de onderschrijving van de mensenrechten. Deze zijn universeel, en prediken een vorm van gelijkheid. In de praktijk echter verschijnen er telkens weer gevallen waarbij deze universaliteit opgerekt moet worden. Het voorbeeld van Olympe de Gouges (1748 – 1793) is illustratief. Na de ondertekening van de eerste verklaring van de Rechten van de Mens schreef Olympe de Gouges een verklaring van de rechten van de mens en de vrouw. Hiermee gaf zij aan dat vrouwen buiten deze verzameling vielen. Zij is geëxecuteerd, wat nog extra bewijs was dat vrouwen wel degelijk politieke subjecten kunnen zijn. Het is een logica die men vaker ziet terugkomen. Martin Luther King gebruikte zelfde argumenten, voor een voorbeeld uit de homo-emancipatie beweging zie Harvey Milk. En nu moeten ze gemaakt worden voor de illegaal in Westerse landen. Er zijn op dit moment een groep zogenaamde illegalen bezig om hun situatie onder het licht te brengen met de simpele slogan: “We Are Here”. Wij zijn hier. Deze slogan heeft verstrekkende gevolgen. Het is een goede illustratie van de ethische keuze in het werk van Badiou: op het moment dat wij geconfronteerd worden met mensen die er niet in slagen om aanspraak te maken op universele mensenrechten dan kunnen wij twee dingen doen: wij kunnen het onder het tapijt proberen te vegen, of wij kunnen erkennen dat er iets niet in de haak is met de universaliteit van Nederlandse maatschappij.
Als je deze tweede keuze maakt, dan beging het proces van trouw. Dat wil zeggen, dan ga je, op basis van deze verschijning van de illegaal, de situatie verkennen wat een plaatsing van de illegaal in een maatschappij tegenhoudt. Zo zou het goed kunnen dat er diepgravend onderzoek gedaan moet worden naar hoe hedendaagse noties van burgerschap zich verhouden tot de universaliteit van mensenrechten, of naar andere wellicht onverwachte elementen van onze maatschappij die politiek beladen worden als men niet langer accepteert dat illegalen tussen het wal en het schip vallen: hoe gezondheidszorg gedistribueerd wordt in Nederland, of onderwijs, of de voedselbank, het openbaar vervoer, etc. etc. En het zou goed kunnen dat deze dingen fundamenteel moeten veranderen. De toekomst is nog onduidelijk, maar diegenen die trouw zijn aan het politieke evenement dat de illegaal inluidt, werken aan een toekomst die de categorie illegaal zal hebben opgeheven.
(Een korte notitie over ethiek, en de ethische keuze: bij het spreken over Badiou komt vaak de vraag op naar wat een dergelijke opvatting ervan weerhoudt om totalitair te worden. Allereerst kan de trouw aan een evenement niet de trouw zijn aan een uitsluiting noch voor een afgesloten groep. In deze denkwijze is bijvoorbeeld de machtsovername van de nazi’s geen evenement maar een simulacrum, en is de trouw van de illegalen niet gericht op een verblijfsvergunning voor hun alleen, maar op een fundamentele verandering. Deze verandering kan uitgeput raken, en dient op het moment dat zij uitgeput raakt gestaakt te worden. Het woord vrijheid heeft bijvoorbeeld een duidelijke geschiedenis van uitputting gekend: van ideaal van de Franse revolutie, tot uitgeput futloos woord wat voor van alles gebruikt kan worden. We zien bijvoorbeeld ook dat de homo-emancipatie beweging met een uitputting te maken heeft. Op het moment dat homo-tolerantie niet langer te maken heeft met een affirmatieve waarheid, maar met rechten voor een specifieke groep, is het emancipatoire universele potentieel uitgedoofd. De homo-emancipatie beweging kan zo ‘gebruikt’ worden om een nieuwe onderdrukking te rechtvaardigen. De doorstart van het emancipatoir potentieel van gender,- en seksepolitiek door de Queer-beweging is essentieel hierin.)
Kunst
De kunst is structureel verwant aan de andere waarheidsdomeinen. Dit is van belang. Badiou ziet een structurele verwantschap, geen inhoudelijke verwantschap, tussen de wetenschap, de kunst en de politiek. Bijvoorbeeld: het is niet zo dat Badiou oproept dat alle kunst nu moet bestaan uit afbeeldingen van illegalen. Badiou verzet zich tegen het idee dat een van de waarheidsprocedures de anderen opslokt.
De term inesthetiek wordt dan ook door Badiou gebruikt om zich te verzetten tegen programma’s die bepalen waar de kunst over zou moeten gaan. De term inesthetiek wordt gebruikt om aan te geven dat artistieke regimes vatbaar zijn voor die evenementen die haar fundamenteel bekritiseren en bevragen. Denk aan de pispot van Duchamp die laat zien dat alledaagse objecten verwanter zijn aan kunst dan gedacht werd. ‘Fountain’ van Duchamp werd bovendien ingestuurd voor een expliciet democratische tentoonstelling die alles zou accepteren, en werd vervolgens geweigerd. De filosofie heeft dan in plaats van een prescriptieve functie, een functie die de kunst als een van haar condities omarmt: kunst als mogelijkheidsvoorwaarde voor de filosofie.
Ook het voorbeeld van Schönberg kan geduid worden als een evenement. Door te insisteren op het feit dat andere ordeningen van tonen ook muziek genoemd kan worden, forceerde Schönberg een doorbraak. En maakte hij vormen van trouw mogelijk. In het boek is Badiou’s analyse van Schönberg opgenomen waarbij hij vormen van trouw onderzoekt. Webern en Berg trekken andere conclusies uit Schönberg: de één schrijft radicale abstracte muziek waarbinnen atonaliteit op de spits gedreven wordt, de ander probeert in bestaande vormen, zoals de opera, de gevolgen van atonaliteit in te voeren.
Wat van belang is, is dat in een kunstwerk, net zoals in de wiskunde of zoals in de politiek, een waarheid ontstaat en vervolgens uitgebouwd wordt. Deze waarheid onttrekt zich aan bestaande categorieën, maar bevindt zich er wel middenin. Dat wil zeggen: een waarheid voltrekt zich niet in afzondering van de wereld, als een kortstondig wonder waarna de wereld weer hetzelfde is, een waarheid heeft gevolgen. Muziek maken na Schönberg, is muziek maken in een nieuwe situatie: doorleven nadat men weet dat ondanks de schijnzekerheid van het mensenrechtenlievende Nederland illegalen bestaan, is doorleven in een nieuwe situatie. De keuze wordt je opgedrongen door de situatie.
Badiou stelt bovendien dat ook de artistieke waarheid universeel is. Dat wil zeggen, voor iedereen toegankelijk. Dit wordt op twee manieren opgevat: 1) in elke situatie is een uitzondering mogelijk. Altijd blijft het mogelijk dat er een uitzondering plaatsvindt. 2) een waarheid richt zich tot iedereen. Niet tot het Duitse volk, of tot die mensen die gewoon van seriële muziek houden. Dit laatste is belangrijk, maar ook problematisch. Want wat moet iemand die niets heeft met klassieke muziek, nou met seriële muziek? Uiteraard is deze opvatting van universaliteit gelokaliseerd. Dat wil zeggen: in elke situatie is een uitzondering mogelijk, dat wil niet zeggen dat elke uitzondering voor elke situatie geldt. De interventie van Schönberg was een interventie in een specifieke wereld, die op een specifieke manier geordend was. Deze wereld werd geopend door het evenement. Badiou noemt dit het reële, en wijst als zodanig op het feit dat elke situatie geopend kan worden door een evenement. En hier komt de maatschappelijke rol, zou je kunnen zeggen ,om de hoek kijken.
Futloosheid
Niet in elke wereld is het even makkelijk om het bestaan van iets dat zich onttrekt aan ordening te denken. Bijvoorbeeld, er bestaan werelden waarin ordening zo stevig is, dat een waarheid moeite heeft zich kenbaar te maken. Badiou noemt zo’n wereld “futloos”, of liever gezegd, atonisch. Atonisch, een monde atone, is een wereld waarin de transcendentaal van een wereld zo sterk is dat er nauwelijks een uitzondering denkbaar is. In een futloze wereld kan elke poging om te insisteren op een uitzondering, op iets irreducibels, rekenen op onderdrukking of desinteresse. Een futloze wereld vervangt idealisme door management, dissensus door het poldermodel, en ontmoedigt diegenen die iets meer dan een mening willen denken.
Het is dan ook hier dat we in het hedendaagse Nederland aankomen. In dat opzicht dat het einde van de geschiedenis, waarbij politiek verwordt tot een conservatief managementsvraagstuk, en men in plaats van met waarheden in meningen denkt, ook Nederland niet overgeslagen heeft. Desinteresse, futloosheid, het is een diagnose die door velen gevoeld wordt in Nederland. Zo ook in het debat over kunst.
Tijdens de bezuinigingen op kunst werd duidelijk hoezeer kunst verknoopt is geraakt met talen die weinig affirmatief zijn, die ook niet eigen zijn aan de kunst. Of, aan de andere kant, hoe talen aan de kunst een ivoren toren toekennen van waaruit het lastig is om een rol van kunst in de maatschappij te denken. Nu leven we in een situatie waarin dat een probleem wordt. Niet alleen wordt er onder het mom van een status quo een houding ten opzichte van kunst doorgevoerd die veel kunstliefhebbers aan het hart gaat, maar ook de eigenwaarde van kunst is in een crisis. Kunstenaars worden veelal neergezet als verslaafden die niet meer zonder de subsidieruif kunnen. Veel van de verdedigingen van kunst komen neer op eigenbelang, het veilig stellen van de eigen positie.
Het valt op hoeveel van de debatten over de kunstwereld in uitsluitend futloze politieke termen gevoerd worden. Nederland is wellicht een politiek futloos land, maar dat moet men niet verwarren met een algemene futloosheid. Zo kan de kunstwereld gezien worden als een wereld waar, in de praktijk, allang een logenstraffing van de futloosheid plaatsvindt. Bijvoorbeeld: in de kunstpraktijk ziet men een voorbeeld van een praktijk die het best geduid kan worden als idealistisch. Niet eigen belang, niet een ivoren toren, nee zelfs niet excellentie of marktwaarde, maar idealisme. Het is een woord dat het denken van Badiou weer terugbrengt in het debat. (Hij is niet voor niets een Platonist), en het is een categorie die de moeite waard is om als positie denkbaar te maken: idealisme niet als naïeve categorie voor een humanistische ideologie, maar idealisme om, tegen elke vorm van futloosheid in, de uitzondering gestalte te blijven geven. Dit zou het beginpunt moeten zijn van een debat over kunst.
Hiervoor is een laatste vergelijking misschien nuttig: als men actie voert rondom noties van illegaliteit, dan is het niet voldoende om te beargumenteren dat illegalen goed zijn voor een economie, dan is het zelfs niet voldoende om een enkele knuffelillegaal zoals Mauro op het schild te hijsen en bij wijze van uitzondering die het beleid bevestigd een verblijfsvergunning te geven, dan moet er een structurele verandering komen. Bij kunst is dit analoog: als een situatie ervoor zorgt dat men over kunst kan spreken in, of ironie of beleidstermen, dan moeten we daar de kunst niet op aanpassen, maar de talen erop aanpassen. Als de markt een onvermijdelijke factor is waar de kunst mee om moet gaan, dan moeten kunstliefhebbers de markt veranderen. Als protest rondom kunst gezien wordt als eigenbelang en subsidieverslaving dan moet blootgelegd worden hoe deze termen meer zeggen over de futloosheid van de politieke situatie, die slechts in termen van afhankelijkheid en eigenbelang kan denken, dan over het doorzettingsvermogen van kunstenaars en kunstliefhebbers. De kunstpraktijk is al lang een weerlegging van de dominante logica die kunst slechts kan denken in termen van beleid en eigenbelang.
Nu is het zaak vanuit de praktijk die logica aan te pakken.
Dit alles begint met een oorlogsverklaring aan de futloosheid.
[…] kunst, politiek, die werd samengesteld en ingeleid door Joost de Bloois en Ernst van den Hemel (zie hier Van den Hemels lezing die hij voor Perdu hield). Dit boek bevat niet alleen sleutelteksten uit […]