Gepubliceerd op: woensdag 17 oktober 2012

Werkplaats 1: Revka Bijl – Thee

In Perdu komt sinds kort iedere twee weken een groepje jonge schrijvers bijeen voor een schrijfworkshop. Bij elke bijeenkomst kiest de groep een tekst van een van hen die ze graag hier gepubliceerd willen zien. Vandaag de eerste tekst, ‘Thee’ van Revka Bijl.

Thee

Het is vroeg in de morgen als ik plots wakker word. Aan het voeteneind van mijn bed zit een figuur. Het is geen man of vrouw, iets daar tussenin denk ik. Het is lichtblauw en hoekig en het komt me vaag bekend voor. Als ik mijn bedlampje heb gevonden, zie ik het. Het is het verhaal dat ik een paar dagen geleden heb geschreven. Niet onaardig, maar nog niet helemaal af. ‘Wat doe jij nou hier?’ Vraag ik. ‘Sta liever op, we moeten praten’ zegt het verhaal. In mijn badjas loop ik achter haar aan, de trap af naar de keuken.

‘Wil je thee?’ Ze knikt. Ik pak twee kopjes en zet water op. Er staan spreuken op de theezakjes. Ik geneer me. Dat zal het verhaal wel niks vinden, die spreuken. Ik hoop dat ik droom, maar de hitte die van de thee afkomt, voelt als werkelijkheid.

Het verhaal kijkt me aan. Ze maakt me nerveus, ik kijk langs haar, zo naar buiten. ‘Kijk nou, het sneeuwt’ zeg ik. Ze knikt. Ik staar nog wat naar buiten om haar blik niet te vangen. Het landschap is wit. De verse vlokken lijken van alle kanten te komen. Dan zie ik in de verte een figuur lopen, rechtop door de sneeuw. Niemand loopt zo rechtop door een sneeuwbui. Ik weet niet wie het is, en ook dat is vreemd- er wonen hier zo weinig mensen dat ik altijd weet wie het is. ‘Dat is mijn moeder’ hoor ik het verhaal zeggen. Ik kijk het verhaal aan. ‘Je moeder? Maar ík heb je toch geschreven, stel nu even dat jij een moeder zou hebben, wat ik al een tikje vreemd vind, maar goed, stel je hebt een moeder…dan ben ik dat toch?’ De figuur loopt richting het hek, het zal niet lang duren voor ze het tuinpad heeft bereikt.

Het verhaal zucht, ze lijkt de vraag bijzonder saai te vinden. ‘Zij daar, zij is de schrijfster- gewoon de hele tijd. Daarom is ze mijn moeder. Jij- jij bent het ook, maar vandaag zijn jullie even losgemaakt. En dat heb je zelf gedaan.’ De deurbel gaat. Ik doe open. ‘Dag’ zeg ik. De schrijfster zwijgt en geeft me haar natte jas, sjaal en muts. Alles is ondergesneeuwd, maar zijzelf ziet eruit alsof ze zojuist bij een haardvuurtje heeft zitten lezen. ‘Thee zou lekker zijn’ zegt ze. Ze loopt naar binnen gaat naast het verhaal aan tafel zitten.

Ik loop naar de keuken, zet nog wat water op en pak de koektrommel. Ik weet niet of ze er zin in hebben, maar anders staat het zo ongastvrij. De thee is klaar, het water was nog heet. Ik schuif aan.

‘Ik ben erg in je teleurgesteld’ zegt de schrijfster tegen mij.

Ik beweeg onrustig mijn voeten en kijk naar beneden. Ik wil naar bed. Het verhaal eet van de spritsen uit de trommel. Ze kijkt op en knikt instemmend, de kruimels kleven aan haar lippen.

De schijfster kiest haar woorden met zorg. ‘Ik vind dat je onvoldoende helder bent in hoe je je tot ons verhoudt. Kijk, ik weet dat het nog relatief nieuw is allemaal maar wat ik probeer te zeggen…’ Ze neemt een slok thee. ‘Wat ik bedoel is het volgende: Als ik mezelf had gemaakt zou ik er pal voor gaan staan. En al helemaal voor mijn kind, het verhaal.’

Na deze woorden knikt ze nog eens stellig terwijl ze aan de kleding van het verhaal plukt. Het kraagje van de blouse wordt opnieuw omgevouwen. Dan strijkt ze de lange haren achter de oren van haar dochter. Daarna maakt de schrijfster haar duim nat met speeksel en wrijft ze de stukjes sprits van de mondhoeken. ‘Zo. Nu ben je tenminste een beetje toonbaar.’

Dan kijkt ze mij weer aan. ‘Ik krijg de indruk dat je onvoldoende weet waar je mee bezig bent. Zoals je daar zit nu, een beetje warrig, verslagen haast. Je doet net of het je overkomen is, allemaal. Dat is natuurlijk niet waar. Wij zijn hier omdat jij daarvoor hebt gekozen. Begrijp je dat wel?’

Ik knik en kijk in mijn theekopje. Een gek rond hoofdje kijkt terug.

Met een dun stemmetje zeg ik: ‘Dat jullie er moeten zijn, dat is voor mij heel duidelijk. Begrijp me niet verkeerd. Ik hoop echt dat je me gelooft. Maar waarom precies, dat is me gewoon niet helemaal duidelijk. Ik weet niet goed wat ik erover moet zeggen als ernaar wordt gevraagd. En dan geef ik de verkeerde antwoorden.’

De schrijfster legt haar hand op de mijne. ‘Er bestaan geen verkeerde antwoorden. Er bestaan alleen verkeerde vragen.’

‘Maar ik had het idee- dat ik iets over jullie zou moeten zeggen, iets groters dan dit. Iets met duizelingwekkende diepgang. Zoiets.’

Een diepe zucht klinkt naast me. Het verhaal kijkt me aan en draait dan met haar ogen. Haar haren hangen weer sluik naast haar gezicht. Het zal niet lang duren voordat de moeder het weer achter haar oren zal strijken. ‘Duizelingwekkende diepgang? Ben je daar naar op zoek? Is dat nu je probleem?’

Nu zeggen we alledrie niks.

‘Sorry hoor’, zegt het verhaal. ‘Maar dat is toch niet waar mijn moeder en ik over gaan? We gaan juist over ondiepgang.’

‘Dat is geen woord, liefje’ zegt de schrijfster.

De theekopjes zijn leeg, ik verzamel ze en loop naar de keuken. De schrijfster wil nog een kopje en ik ook. Ik maak nu thee zonder spreuken, kom terug de kamer in, zet de kopjes op tafel en schrik als ik opkijk. Het verhaal is volledig veranderd. Ze heeft nog steeds hetzelfde gezicht, maar in plaats van smal en hoekig is ze nu romig en rond. Het blauwe vestje spant nu om haar armen. ‘Beter zo, toch?’ Zegt de schrijfster. ‘Ik dacht- ik gooi het gewoon helemaal om. Weg met dat androgyne gedoe- dat zijn ook alleen maar trends. Vetzucht- dat is een blijvertje, let op mijn woorden.’

Ik zwijg en kijk naar de schrijfster die voldaan naar het verhaal kijkt. Wat ik nu van het verhaal vind, daar ben ik nog niet over uit. Het verhaal kijkt naar beneden, moet wennen aan de nieuwe vorm. Dan zegt de schrijfster: ‘Kom, wij stappen maar eens op. Blijf jij maar zitten. We komen er wel uit.’ Met een vilein lachje voegt ze eraan toe: ‘Nu jij nog.’

Over de auteur

- Jeroen van Rooij schrijft. Onder meer 'De eerste hond in de ruimte' (roman, 2010), 'Het licht' (roman, 2012), poëzie in Parmentier en DW B, essays in nY, kritieken op De Reactor en lezingen in Perdu. Hij woont en werkt in Amsterdam.