Gepubliceerd op: vrijdag 14 september 2012

LL32: Lucas Hüsgen – De windbel

Ze moest haar woord gestand doen en hem ontmoeten op het eiland waar hij zocht naar zwarte beesten. Daar op Bogildo zou ze hem nog eens op het hart drukken dat de mensen hem in Yeosu een raar verhaal verkocht hadden, en dat zij daar overmoedig als altijd aan had meegedaan. Ze kende helemaal geen verhalen over zwarte beesten, ze kende van school enkel vagelijk een legende over blauwe vogels die leken op vliegende civetkatten. Die zouden zich schuilhouden in de dichte wouden langs de zuidelijke kustlijn, misschien zelfs op de eilanden, en als je ze ving en het verstandig aanpakte, dan kon je zonder kommer en kwel wel vijfhonderd jaar met je leven verder. Maar de behandeling om het juiste effect te bereiken was een bewerkelijk procedé : de gevangen vogels insmeren, ze met hamers bewerken en nog zo het een en ander, en dat allemaal volgens een legende. Ze was woedend op het kereltje dat haar eigenaardige vreemdeling die onzin over zwarte beesten had voorgespiegeld, en al moet een redelijk mens nooit geloven wat op het eerste gehoor een legende lijkt, toch verachtte ze zichzelf omdat ze eraan had meegedaan, bang om hem teleur te stellen. Zoals ze al sinds jaar en dag bang was de mensen, vooral : de mannen, teleur te stellen, onprettige gevoelens te bezorgen : daar moest het eens mee afgelopen zijn. Ze hoefde zich niet langer door haar broer in het gezicht te laten meppen, zich door vader en moeder te laten opsluiten terwijl ze buiten op straat of aan de universiteit en in de chatrooms of de virtuele werelden de stoere meid uithing. Ze moest zich overgeven aan wat het minst mogelijk was, en opkomen voor haar diepste emotie. Ze moest vechten voor wat warm kolkte rond haar hart, wat het ook inhield en wat het ook opleverde. Nooit zou ze de man kunnen behoeden voor wat hem te wachten stond, maar zij wilde zich minstens verontschuldigen, hem eindeloos omhelzen, al was het maar voor een paar dagen uitstel. Keer op keer probeerde zij die nacht haar vriendin Jong-son met de telefoon wakker te treiteren. Ze fluisterde dan op kibbeltoon : de slaapkamerdeur zat op slot, de schuifdeur naar de veranda van het appartement, die toegang bood tot de woonkamer en daarmee tot de voordeur, was ook geblokkeerd.
Een man te Brussel neemt geheime informatie mee naar kantoor, om sjoemelend de wereld te bestieren. Een jonge vrouw met lange zwarte haren koopt een pond biefstuk bij een van de slagerijen aan de poort van het slachthuis te Anderlecht. Haar voorkeur gaat uit naar de vleeswaren bij de Poolse handelaar, omdat die aanvoelen alsof ze thuis is. Het leven beschikt over dusdanig bijzondere kwaliteiten dat een mens voor hij het weet vergeet dat hij niet meer nodig heeft. Drie zakenmannen worden in het restaurant van hun hotel afgeluisterd door Emilie de Clippele, terwijl haar blik op en neer glijdt over de trap die in het midden van de zaak breed en sierlijk uitwaaiert. Doordat filosofisch geschoolden veelzijdig inzetbaar zijn, werkt zij sinds enige tijd als consultant bij een internationaal adviesbureau, een job die haar stukje bij beetje van haar verleden vrijspreekt. Foto’s heeft ze verscheurd of uit de computer verwijderd, en ze heeft nauwelijks nog last van die vreselijke ergernis over de traagheid van het politieonderzoek naar het verdwijnen van die kerel, op den duur zegeviert ook bij haar de kalmte. Door het aangaan van nieuwe dates schrijft zij zich langzaam af als de vrouw die een paar gelukkige jaren beleefde met de zoon van een machinebankwerker, waarbij ze moet bekennen dat ze de machinebankwerker nooit ontmoet heeft, laat staan hem ooit aan de telefoon heeft gekregen. Voor hetzelfde geld heeft de vader nooit bestaan, zoals ook stilaan het geval lijkt met zijn zoon, van wie ze de naam niet per se wil onthouden. Iedereen die met haar omgaat, vindt haar een vrouw van grote persoonlijke kwaliteiten, en ze zijn dus allen van mening dat ze ruimschoots beter verdient.
Een kapsalon beschikt over nieuwe klanten, nieuwe medewerkers, zelfs een nieuwe eigenaar die gauw een partij schilderijen met kitscherige katten aan de muren hangt. Het plein met de crèmekleurige appartementsgebouwen wordt opengebikt voor een algehele restyling waardoor lange schuttingen uitkijken op het dagelijks passeren van de smoezelige kerel met de drie Tervuerense herders. De bonsais in de straat die langzaam langs een vieze serre opstijgt, beklemtonen dat de wereld onveranderlijk bijzonder is. Het is geen ramp als mensen zich langzaam afwenden van Bas van Tongeren, de man die in Seoul weleens passeerde door de brede onderaardse gang op de eerste verdieping van een metrostation en zelf bonsaibomen de rug toekeerde, zoals zij samen met alle overige koopwaar van gepolijst gesteente en inktschilderijen nauwelijks de herinnering bedwongen aan de bonsais in de straat die langzaam langs een vieze serre opstijgt.

___

Lucas Hüsgen (1960) is schrijver, dichter, vertaler. Zijn poëziedebuut Nevels orgel (Querido, 1993) werd genomineerd voor de C. Buddingh’-Prijs 1994. Zijn roman Plooierijen van geschik (Querido, 2007) bereikte de longlist van de Gouden Uil en de Libris Literatuurprijs 2008. Meest recente publicaties: de dichtbundel Vederbeds Lumière (2009) en de essaybundel Nazi te Venlo (het balanseer, 2011). Lucas Hüsgen is vaste medewerker van Parmentier.

Bovenstaand fragment betreft een voorpublicatie uit Hüsgen’s nieuwe roman De windbel die dit najaar zal verschijnen bij het balanseer.

Over de auteur

- Rozalie Hirs is redacteur van de LL-serie (Lage Landen-serie) en Vertaallab op Ooteoote. Daarnaast is zij dichter van boeken en digitale media. Zie ook www.rozaliehirs.nl.