Gepubliceerd op: vrijdag 27 juli 2012

Wat is Hans Groenewegen?

“Wat, naast dichter, is Hans Groenewegen?” vraagt Johan Sonnenschein zich af op De Reactor. “Iets met het prefix ‘poëzie’ – zoveel is zeker.”

Poëziecriticus niet: met recenseren in dagbladen stopte hij toen hij eind jaren negentig zijn vorm vond in nauwelijks gelimiteerde stukken over oeuvres in plaats van bundels. Die publiceerde hij in periodieken waar hij niet expliciet hoefde te oordelen over wat goed is en wat niet. Opgelucht liet hij het vellen van kwaliteitsoordelen achter zich voor het zoeken naar de kwaliteiten (meervoud) van de poëzie die hem beviel.

Poëzie-analiticus of -theoreticus? Ook niet: Groenewegen hoedt zich ervoor de gelezen gedichten in te zetten als bewijsplaats van een betoog dat het gedicht overstijgt om zo zijn gelijk te halen over de rug van de altijd betekenisrijke poëzie.

Poëzie-exegeet evenmin: hij legt niet uit wat een gedicht betekent, maar geeft persoonlijke leesverslagen van wat het gedicht hem op dat moment te zeggen heeft. Doet hij wel aan interpretatie? Als hij een samenhangend beeld bijeen heeft geschreven dat eenheid in het gedicht aanbrengt, raakt hij gewetensbezwaard: ‘Misschien forceer ik het gedicht’.

Poëziebeschouwer dan? Dat veronderstelt een koele afstand die Groenewegen nu juist wenst op te heffen, omdat het gedicht voor hem pas poëzie wordt als hij zich ermee engageert door zijn lezing persoonlijk te maken. De taak van poëziehistoricus, die een helder maar noodgedwongen schematisch overzicht geeft van de poëziegescheidenis laat hij – op terzijdes na – eveneens liggen, ondanks de berg bundels die hij moet hebben gelezen.

Ik houd het op poëzie-essayist. Ook al omdat poëzie-essayistiek een tegenstrijdig genre is. Een essayist zoekt zich een weg langs allerhande opvattingen naar een acceptabele, tijdelijke plaatsbepaling. Maar zoeken veronderstelt vinden, en ik betwijfel of Groenewegen daarop uit is.

Lees verder op De Reactor.

Over de auteur

- Jeroen van Rooij schrijft. Onder meer 'De eerste hond in de ruimte' (roman, 2010), 'Het licht' (roman, 2012), poëzie in Parmentier en DW B, essays in nY, kritieken op De Reactor en lezingen in Perdu. Hij woont en werkt in Amsterdam.