Gepubliceerd op: maandag 2 juli 2012

Vive la France: dubbelgesprek met Bart Van Loo en Michaël Vandebril

Francofilie en Belgitude – een dubbelgesprek met Bart Van Loo en Michaël Vandebril
(een fragment van het interview verscheen eerder in De Morgen van 13 juni)

Midden de jaren negentig leerden de romanist (Bart Van Loo) en de jurist (Michaël Vandebril) elkaar kennen aan de universiteit van Antwerpen in de redactie van het studentenblad.  Ze sloten er vriendschap voor het leven. Beide vrienden delen de passie voor de literatuur en voelen zich op een bijzondere manier verwant met de Franse cultuur en de Franse taal.

© Maurizio Ciranni

Bart Van Loo (1973) is een Vlaams francofiel auteur die nationale faam verwierf door zijn wekelijkse bijdragen als Frankrijkkenner in De Laatste Show.  Na zijn geprezen Frankrijktrilogie (‘Parijs retour’, ‘Als kok in Frankrijk’ en ‘O vermiljoenen spleet!’) verscheen in 2011 Chanson. Een gezongen geschiedenis van Frankrijk. De geschiedenis van Frankrijk herschrijven aan de hand van het chanson: het is een even eenvoudig als geniaal concept. En laat uitgerekend een Nederlandstalige Belg op die schitterende vondst komen. Zopas verscheen ook Bleu Blanc Rouge, een reis door Frankrijk in 80 vragen, een erudiete en ludieke terugblik op jaren francofiel plezier en een aanrader voor de Franse vakantieganger.

Michaël Vandebril (°1972) debuteerde dit jaar als dichter met Het vertrek van Maeterlinck,  een tweetalige bundel (Frans-Nederlands) die meteen goed was voor een nominatie voor de C. Buddingh’-prijs 2012.  Vandebril is als directeur van Antwerpen Boekenstad ‘de man achter’ het Antwerpse stadsdichterschap en het internationale Felix Poetry Festival dat dit jaar speciale aandacht had voor ‘Belgische poëzie’. In 2011 cureerde hij de veelbesproken 5de Nacht van de poëzie in de Gentse Vooruit. Zijn welsprekendheid, zijn eruditie, zijn charme maar ook zijn belangstelling voor zowel de hoge als de populaire cultuur maken hem tot de ideale pleitbezorger van de poëzie.

Zoveel Franse fixatie in een oer-Vlaamse stad: dat vraagt om opheldering. In een statige Antwerpse brasserie spreken we af. Het wordt een geanimeerd gesprek met twee literaire adrenalinejunkies over de passie voor Frankrijk en de Franse taal, hoge en lage cultuur, Pomerols uit 1973 en onze unique selling proposition als Belg. 

Michaël,  debuteren met een tweetalige poëziebundel, het is bij mijn weten uniek in Vlaanderen.

MV: Ik plaats me zelf in een Belgische traditie. Ik ben Vlaming, mijn moedertaal is Nederlands. Ik heb geen familie uit Wallonië of Brussel. Mijn ouders stuurden me wel elk jaar op vakantie naar Virton. Daar verbleef ook de nicht van de familie waar ik inwoonde. Tot mijn eenentwintig ben ik platonisch verliefd op haar gebleven. Mijn liefde voor de Franse taal is voor een deel verbonden aan dat verlangen om je uit te drukken in het Frans. Die Franse culturele wereld is via die uitwisseling bij mij naar binnen gekomen. Brel, Jean-Jacques Goldman.. Dat is toen begonnen en heeft zich gaandeweg verdiept. Ik leerde Rimbaud via een tv-programma kennen toen ik zeventien was. Dat is een ontploffing. Voor een gitarist heet de ontploffing Jimmy Hendrickx, voor de poëzie is dat Rimbaud die overigens ook een redelijk rock ’n roll leven heeft gehad. Dat appelleert aan een jonge mens.

BVL: Toch straf dat hij [Rimbaud] als één van de grootste dichters uit de 19e eeuw wordt beschouwd als je bedenkt dat hij zelf op zijn zeventiende er al de brui aan gaf. Racine heeft iets dergelijks gedaan voor zijn veertigste: ‘ik word geschiedschrijver voor Lodewijk de XIV, een vetbetaalde job, dag theater!’. Op het eind heeft hij nog 2 toneelstukken geschreven. Dat zijn van die wonderkinderen… Iedereen roept nu ‘Rimbaud!, Rimbaud!’ maar op zijn 18e was zijn carriëre voorbij.

MV: Terwijl hij Verlaine al in zijn kont geneukt had. Dat blijf ik een straf verhaal vinden. Een jonge dichter die een oude dichter die al getrouwd is ontmoet, verleidt. Het gaat zelfs zo ver dat Verlaine vrouw en kinderen in de steek laat…

BVL:  … en daarna wel terugkeert en katholiek wordt.

Bart, jij komt uit de Kempen. Een Vlaamse regio die niet meteen een grote affiniteit met de Franse cultuur uitstraalt. Hoe ben jij in die Franse cultuur verzeild?

BVL:  Kijk, een mens heeft behoefte aan wegwijzers. Ik was 16 jaar en net als jij Michaël stond ik open voor veel dingen. Ik wou gevoed worden. ‘Zeg me wat schoon en mooi is’, zo zat ik daar in dat Sint Jozefcollege in Herentals. Daar hadden we drie jaar aan een stuk een onorthodoxe leerkracht Frans, Herman Geudens, die ik om de twee boeken eer. Die leraar sprak over de Franse cultuur alsof dat een soort schatkist was die voor het grijpen lag.  Dat is iets wat goede leerkrachten kunnen: een deur voor je openen.  Ik heb die deur van die schatkist opengedaan ‘et je suis tombé dedans’ zoals Obelisk in zijn toverdrank. Al lijk ik zelf iets meer op Asterix. Maar dit terzijde. Geudens deed deuren open aan de hand van de populaire cultuur. Op een dag legt hij een plaatje op van Francis Cabrel, een beroemd zanger maar niet algemeen beschouwd als de grootste cultuur. Toen ik zestien was viel ik als een blok. Het was een openbaring. Er bestond blijkbaar nog iets anders dan Billy Joel, Talking Heads…  Ik ben alles van Francis Cabrel gaan kopen. Daarna wou ik verder gaan. Ik kwam de naam ‘Brel’ tegen.  Ik dacht ‘slechts één lettergreep verschil, dat kan niet slecht zijn’.  Maar Brel,…. als je zestien bent en je hebt het niet meegekregen van thuis… daar kon ik niet bij. Het is alsof je tegen een zestienjarige zou zeggen: ‘Hier is een Pomerol uit 1973, we zullen eens proeven.’ Je moet dat leren drinken. Maar er was één Brel-nummer dat rock ’n roll genoeg was om me te doen vallen: ‘La valse à mille temps’. Een heel toegankelijk nummer dat me verder heeft doen graven.

MV:  Populaire cultuur is heel belangrijk als intermediair en als doorgever. Dat gebeurt niet altijd bewust.

BVL: Ik doe het zelf eigenlijk ook. In Parijs retour gebruik ik reizen als middel om iets over de Franse negentiende eeuw te zeggen, in Als kok in Frankrijk gastronomie om veel literatuur rond te strooien. Het straffe is dat het bijna ongedwongen gebeurde, en dat ik nu pas inzie dat ik wel degelijk het populaire gebruik om het elitaire te brengen.

MV: Misschien komt dat door de manier waarop je er zelf in bent gekomen. Dat geldt voor mij ook. ‘t Is niet zo dat ik uit een aristocratisch milieu kom waar ik dat allemaal met de soeplepel heb binnengekregen. Het is autodidaktisch. Vanuit een passie. Je moet de vonk in je hebben, maar er moet ook wat hout op gegooid worden door een leraar of  wat dan ook. Je zoekt je weg, je komt dingen tegen. Zoals ik nu bij Antwerpen Boekenstad ook eigenlijk doe. Alles gaat eerst door mijn eigen hoogstpersoonlijke molen. Daardoor zitten er vele lagen in. Het diepere zit van onder en dat ziet niet iedereen.

MV: Waarom was ik op een bepaald moment tot de surrealisten aangetrokken? Je hebt ingangen nodig. Bij mij was dat bijvoorbeeld even goed David Bowie die in zijn Berlijnse periode bezig was met de cutup-techniek van William Burrouhgs wat weer verwant was aan de dada. Zo heb je veel referenties voor wie daar voor open staat. Peter Doherty (de ex van Kate Moss) die zanger van Babyshambles en The Libertines een destijds heel populaire Engelse zanger, heeft een imago opgebouwd als poète maudit. Zijn teksten verwezen naar Huysmans, echt hoor, Huysmans, Baudelaire en dergelijke. Dus wie fan is van Dohorty kan die dichters ontdekken als ie wil. De stap naar À rebours van Huysmans is heel gemakkelijk op die manier. In de populaire cultuur heb je figuren die de grote kunststromingen oppikken en dan is het aan de liefhebber om die eruit te filteren. David Bowie was nog een cultureel verantwoord voorbeeld, maar ook groepen als Duran Duran (van wie ik als 12-jarige fan was). In  1985 zijn ze gesplitst in Arcadia en The power Station. De zanger Nick Rhodes was een kunstliefhebber, hij was bevriend met Warhol en zo. Die eerste video van ArcadiaElection Day – is volledig geïnspireerd op de beeldtaal van Jean Cocteau. Ik, als twaalfjarige, zag die video. Ik las er over en ergens kwam ik de naam van Cocteau tegen en ik pik dat op. Die paardenkoppen van Cocteau komen in die video terug. En ik ging dat allemaal op zoeken.

MV:  Waarmee ik wil zeggen dat in de populaire cultuur, zelfs Lady Gaga en zo, niet in het luchtledige gewerkt wordt. Een recente videoclip van Beyoncé bijvoorbeeld was volledig geïnspireerd op een dansvoorstelling van Anne Teresa de Keersmaeker. In de populaire cultuur zitten mensen achter de schermen met kennis van zaken en ze zoeken zelfs inspiratie in de hogere cultuur.

Waarom is Maeterlinck voor jou zo belangrijk?

MV: Voor mij betekent Maeterlinck veel dingen: dat parcours als jurist, het feit dat hij als Vlaming in het Frans schreef, het feit dat hij zijn ambities volgt: de literatuur (en de liefde). Maeterlinck was trouwens direct gelanceerd. Zijn eerste toneelstuk kreeg al een recensie op de eerste pagina van Le Figaro. Daarin werd hij de nieuwe Franse Shakespeare genoemd. Daardoor was hij in Frankrijk meteen een naam. Maeterlinck is echter altijd een Vlaming gebleven. Dat zegt hij ook letterlijk. Het feit dat hij in het Frans schreef was interessant voor de verspreiding maar wat vond iedereen zo interessant aan Maeterlinck? Dat was het exotische, het Germaanse, het Belgische, het Vlaamse..  de mystiek. Die mystieke, af en toe absurde ziel vond de Franse wereld interessant. C’est un belge… Ook in Rusland was dat Germaanse zijn ‘unique selling proposition’…

BVL
: … ‘selling proposition’… we zitten opeens in 2012!

MV:
Maeterlinck was slim genoeg om dat te beseffen. Hij ging Ruusbroec bestuderen, de Vlaamse mysticus. Hij wordt zogezegd de specialist van Ruusbroec en hij verbindt zich aan de traditie van de Vlaamse mystiek. Een van zijn boeken tekent hij met ‘Mooris’ – hij dacht dat dat Vlaams was…
Een fotograaf heeft onlangs alle plekken waar Maeterlinck heeft gewoond gefotografeerd. Maeterlinck was niet alleen van huis uit rijk. Door zijn boekverkoop was hij schatrijk. Hij kon gewoon kastelen kopen. In één van die kastelen zit een glasraam met een afbeelding van de Vlaamse gaai. Constant verwijst hij naar zijn Vlaamse roots. ‘Ik ben van Gent’ was zijn handelsmerk – hoewel zijn relatie met Gent heel slecht was.  Voor mij is hij de vertegenwoordiger van de Belgische ziel: het samenkomen van het Germaanse en het Latijnse, dat is België. Dat geldt voor beide landsdelen. Wij Vlamingen zijn Noordelingen met een Franse slag.  De Walen zijn dan weer Latijnse zielen met een Germaanse slag.

Hebben Walen een Germaanse inborst? Vind je dat?

MV: Ja, ik vind dat. Ik zal je een recent voorbeeld geven. Onlangs was ik in Parijs  op de voorstelling van een nieuw nummer van Gierik & NVT. Dat Vlaamse tijdschrift had Werner Lambersy aangesproken om een nummer te maken rond Belgische schrijvers in Parijs. Lambersy  is een Franstalige dichter, geboren in Antwerpen die heel de wereld heeft rondgetrokken, en uiteindelijk in Parijs belandde waar hij voor de Communauté française heeft gewerkt. Hij moest er promotie maken voor de Franstalige letteren in België. Op vraag van Gierik heeft hij een lijst gemaakt van Franstalige Belgische schrijvers in Parijs. Hij kwam aan 30 namen! Gierik heeft die allemaal uitgenodigd voor een avond in Parijs. Bijna al die schrijvers waren daar. Als je enkele tijd met hen doorbrengt bekruipt je het gevoel dat het eigenlijk ballingen zijn. Ballingen die willen schrijven in hun taal en in België hun plek niet vinden. Om een publiek en erkenning te krijgen moeten ze naar Frankrijk. Dat werd daar ook letterlijk gezegd. Maar ze blijven Belgen. En wat ze schrijven is geen ‘Franse literatuur’. Ze zitten eigenlijk in krek dezelfde situatie als wij Vlamingen tegenover Nederlanders.

Toch is er verschil, vind ik. Het Vlaams wordt niet als volwaardig Nederlands beschouwd in het Noorden, terwijl een Waal algemeen aanvaard Frans schrijft .

BVL: Niet helemaal. Het is wel zo dat ze deel uitmaken van dezelfde cultuur. Ze kijken dezelfde televisie, lezen dezelfde kranten… terwijl voor Vlamingen er een soort ijzeren gordijn is ter hoogte van Roosendaal waar je met pikijzeren houwelen door moet.

MV: Toch is er ook een gelijkenis: waarom is Vlaamse literatuur interessant voor Nederland? Het exotisme. Boon, Lanoye…. dat wordt ervaren als exotisch. Behalve Elsschot. Die heeft zijn taal gezuiverd en heeft een Hollandse zakelijkheid aangenomen.

BVL: Hij heeft zichzelf ook ‘Willem’ genoemd.

MV: Dat is voor de Waalse schrijvers krek hetzelfde. Waarom zijn ze interessant in Frankrijk? C’est l’exotisme.

BVL: ja, dat is wel waar maar iemand als Amélie Nothomb kan je toch niet als een exotische schrijfster beschouwen? Ik vind dat die heel Frans schrijft. Philippe Toussaint hetzelfde, dat is internationaal. Simenon….

MV: Nothomb wordt beschouwd als een Française in Frankrijk. Ze is trouwens niet ingegaan op de uitnodiging van Gierik. Net als François Weyergans. Die willen zich daar een beetje van distantiëren, denk je niet?…

BVL: Maar Nothomb krijgt zo tien uitnodigingen per dag…  Weyergans heeft de Goncourt gewonnen, zit in de Académie française…. Ik zou daar niets achter zoeken.

MV: Al die Belgische schrijvers samen hebben misschien wel 50 literaire prijzen behaald. Ze eisen wel hun plaats op in de Franse literatuur. Guy Goffette bijvoorbeeld is een dichter die de Prix Goncourt de la poésie heeft gehaald. Dat is één van de grootste prijzen en dat is gewoon een Waal. Hij werkt trouwens al lang voor Gallimard.

BVL: Die prijzen moet je toch met een korrel zout nemen. Frankrijk heeft zoveel prijzen. Als je een paar jaar bezig bent is de kans groot dat je er eentje krijgt. Ik ken Franse schrijvers die nauwelijks 1000 exemplaren verkopen. Zelfs bij goede uitgeverijen. Nu is dat bij ons niet anders: je zou achterover vallen van de gemiddelde verkoopcijfers in de Lage Landen. Frankrijk dat is een ontzettend grote markt. Als je het daar maakt! Maar er zijn heel veel schrijvers in Frankrijk. Dat is nog een serieus pak meer dan hier.

Welke status geniet de literatuur momenteel in Frankrijk? Staat de schrijver er nog altijd op een pied-de-stal?

BVL:  De literatuur heeft er in elk geval nog een statuut. Of de schrijver er hoger ingeschat wordt dan hier kan ik moeilijk inschatten, al ben ik geneigd te zeggen van wel: alleen al omdat er  een leespubliek bestaat, iets wat wij eigenlijk niet kennen. Er wordt weinig literatuur verkocht in Vlaanderen, we hebben weinig boekhandels, de top 10 bestaat uit kookboeken. We zijn dan weer wel goed in literaire evenementen. De literatuur als happening, dat wel. Fransen lezen meer, vinden meer de weg naar de boekhandel, maar evenementen zoals hier vind je daar minder. Alleen al het  feit dat ik lezingen geef en ervoor betaald wordt, kennen ze amper of niet in Frankrijk. Schrijvers lezen wel voor in boekhandels maar dan voor een fles wijn. Mijn vriendin [een geboren Française – JP] verwondert zich daar altijd weer over dat ik voor een stuk kan leven van mijn optredens. Dat is een circuit dat in Frankrijk minder bestaat.

MV: Hier floreert de orale poëzietraditie. Waarschijnlijk door onze Bourgondische aard: voelen, proeven, zien!

Wij hebben meer verenigingen.

BVL:Klopt. Wij hebben een ander publiek. En ik heb het gevoel dat er een kloof is tussen dat publiek en de mensen die literatuur bedrijven en kritieken schrijven. Heel jammer is dat. De literaire wereld in Vlaanderen is een wereld van pakweg 200 mensen. Tussen die mensen en het grote publiek wordt veel te weinig een brug geslagen. Iedereen kent iedereen in het wereldje. Met logische zielsgenoten en vijanden tot gevolg. Op zich antropologisch bekeken interessant, maar het blijft jammer dat er geen contact met het grote publiek wordt gesmeed.

Het publiek…

BVL: Daarmee bedoel ik iedereen: dokters, poetsvrouwen, buschauffeurs…. zoals gisteren in Hooglede bijvoorbeeld. Volgens mij is daar nog veel te doen want dát zijn de lezers.

MV: Daar is nog veel mogelijk. En dat het niet echt lukt komt volgens mij door het elitaire benaderen van het publiek.

Bart om het eens over jou te hebben:  ik vind Chanson een klein meesterwerk dat eigenlijk in het Frans zou moeten vertaald worden.

BVL: Nou, nou, dankjewel. ‘Une histoire chantée de France’ is inderdaad een unique selling proposition (knipoogt en lacht) God, de dag wanneer dat ik mijn boek in Nevers, Rijsel of Parijs in de boekhandel zie liggen, dank ik de hemel op mijn blote knieën.

MV: Ik wist dat het succes van Bart ooit zou komen. Vijftien jaar geleden voelde je dat al. Je talent. Nu heb je de kritische massa bereikt (een term uit de natuurkunde) waardoor de bal aan het rollen kan gaan. Je bent intussen ook in Frankrijk je netwerk aan het uitbouwen. Op de ambassade vroegen ze me of ik toevallig ene monsieur Van Loo et Vitalski kende..

BVL: (veert recht) Ja, we zijn daar gaan optreden.

MV: Ze vonden het geweldig. Jullie zijn daar bekend. Wat mezelf betreft vind ik het handig dat mijn dichtbundel tweetalig is. Zo heb je meteen een entrée bij dichters als Gallissaires en Roubaud. Zo krijg je meteen een band. Mijn grote voorbeelden zijn Breton en Cocteau. Hier bij ons Paul Neuhaus, Max Elskamp. Intussen ben ik ook de Waalse dichters aan het ontdekken. Voor het Felix Poetry Festival heb ik één avond gedoopt tot ‘Het beste van België’. Er waren heel wat Franstalige dichters uitgenodigd: Caroline Lamarche, Vincent Tholomé, Pascal Leclercq, Eric Brogniet, Antoine Boute … Ik had als start van de avond gevraagd aan Benno Barnard om een statement te maken: ‘Belgische poëzie, een pleidooi’ [de tekst van Barnard, Bewonder elkaar! is hier te lezen)

BVL:  Barnard woont in Wallonië trouwens.

MV: Juist, hij is een Nederlander die aan de taalgrens woont. Hij heeft samen met Werner Lambersy  en Paul Dirkx ‘Ceci n’est pas une poésie’ gemaakt, een Belgisch-Franstalige bloemlezing die honderdvijftig jaar Waalse poëzie bestrijkt.

BVL: Ik vind die bundel van Michaël een meerwaarde hebben door zijn tweetaligheid. Wat ik spijtig vind aan poëzie is dat dichters altijd hetzelfde doen: een bundel bestaat altijd uit een 30 à 40 gedichten. Iedereen doet een beetje hetzelfde. Ik zit te wachten op een dichtbundel van …. 600 pagina’s (Neemt de vuistdikke ‘Ceci n’est pas une poésie’ – Barnards bloemlezing van honderdvijftig jaar Franstalige Belgische poëzie – uit Michaëls handen en geeft er een tik op) Dát kaliber bedoel ik.

MV: Wel, in Wallonië bestaat dat. Vincent Tholomé heeft een bundel uit ‘Cavalcade’, het is één gedicht en 5 centimeter dik.

BVL: Of zoals Jacques JouetsL’histoire poème, de geschiedenis van de wereld, zó’n kanjer van een boek met een gigantische index achteraan: daar vind je Napoleon, De Gaulle, maar ook ene Bart Van Loo. Grote en heel kleine geschiedenis. Dat vind ik fantastisch: een dichtbundel met een index. Die ambitie ontbreekt in de Vlaamse poëzie.

Dat is ook echt Frans vind ik, het spirituele spel.

MV: Het spel, dat is meer iets van de Franstalige poëzie. Bij de surrealisten is het spelelement heel groot. Hier bij ons had je Marcel Mariën die met kleine zinnetjes een soort collages maakt. In de Vlaamse poëzie is het spelelement eerder marginaal.

BVL: Zelf heb ik een soort OULIPO-gedicht gemaakt toen ik op krukken liep in Chartres. Het Belgisch-Nederlands huis deBuren had megevraagd een citybook schrijven.Mijn gipsen linkervoet bracht me tot poëzie. Ik maakte een wandelgedicht à la Jacques Jouet. Al stappend leer je het van buiten en als je op je bestemming komt schrijf je het op en that’s it. Zo is mijn poème de béquilles (krukken) dus gebaseerd op de poème de marche van Jouet.Het is een van de vele Oulipo-instrumenten die ik die ik graag eens aan een aantal Vlaamse dichters zou willen voorschotelen. En misschien levert dat wel iets bijzonders op want ‘de beperking bevrijdt’. Wie altijd maar in de pure inspiratie leeft, krijgt niet altijd een resultaat, terwijl als je je beperkt  tot een duidelijk afgelijnd speelveld je tot verrassende, spannende dingenkomt. Ik wil wel eens zien hoe onze beste poëtische pennen daar mee omgaan.

Het is métier.

BVL:  Inderdaad. Pas op, al die Oulipiens hebben ook een klassiek oeuvre naast hun Oulipiaanse gedichten.

Even terug naar ons onderwerp: de Franse cultuur. Ik heb de indruk dat de invloed daarvan steeds verder afbrokkelt.

BVL:  Helaas ja. Sinds 1980 wereldwijd is Frankrijk veel van zijn pluimen aan het verliezen. Dat is een gegeven. Het jammere is dat wij, die er toch een sterke historische band mee hebben, die band hebben doorgeknipt  waardoor we de sleutels zijn kwijtgespeeld tot een bijzonder interessante cultuur. Terwijl we het Frans met tak en wortel hebben uitgeroeid zetten we nu ramen en deuren wagenwijd open om het Engels te laten binnenwaaien. Op de universiteiten wil men 30% van de lessen in het Engels laten geven. Geen politicus die daar verzet tegen aantekent. Maar een Franse folder die in een Vlaamstalige Brusselse gemeente wordt verspreid haalt de voorpagina van de krant. Ik vind het spijtig dat we die sleutels tot de Franse cultuur aan het verliezen zijn. Mensen die jonger zijn dan dertig weten zelfs niet meer waar het over gaat.

MV: Dirk van Bastelaere heeft in een opiniestuk in een krant het statement gemaakt dat hij geen enkele hedendaagse dichter kent die beïnvloed is door de Franstalige poëzie.

BVL: dat valt nog te bezien.

MV: dat is vanuit een soort tegenreactie. Want op zich is die uitspraak belachelijk. Alle grote vlaamse schrijvers zijn beïnvloed door de Franse literatuur. Gilliams, Nolens, Claus.

Nolens heeft trouwens in Namen gestudeerd.

MV: Inderdaad, rechten!

BVL: Er gebeuren nog altijd interessante zaken in de Franse cultuur die een soort Madurodam is van de Europese cultuur: alles komt daar samen. Als je de Franse geschiedenis bekijkt dan heb je de hele Europese geschiedenis gezien. Als ik een kunstenaar zou zijn vandaag dan zou ik toch kijken wat ik uit die Franse cultuur kan halen. Zeker nu alle blikken op het Angelsaksische zijn gericht.

MV: Dat is onze unique selling proposition in België: de gezamenlijke invloed van de Angelsaksische, Franse en Germaanse cultuur.  Dat wij voor die drie invloeden open staan, dat is iets wat weinig culturen hebben. We hebben de kans om die invloeden te assimileren. Dat is Jacques Brel, Arno, Ensor, Maeterlinck. Een van Bastelaere is bijvoorbeeld zeer Duits gericht.

Zijn er nog jongeren die aangetrokken zijn door de Franse cultuur denk je?

MV: Dat weet je niet. Misschien op een of andere zolderkamer.

BVL: Die geheime vonk, dat verborgen vuur, dat moet weer aangewakkerd worden.

 ————————

Bart Van Loo (bartvanloo.blogspot.com): Chanson. Een gezongen geschiedenis van Frankrijk  is nu tijdelijk voor maar 15 EUR te koop. Zijn Frankrijktrilogie (Parijs retour, Als kok in Frankrijk en O vermiljoenen spleet!) kreeg zopas een door hemzelf samengestelde muzikale soundtrack (66 chansons in 1 doosje).
Deze maand verscheen ook nog Bleu Blanc Rouge. Een reis door Frankrijk in 80 vragen.De Bezige Bij Antwerpen.

 

Michaël Vandebril (http://www.michaelvandebril.be/)

Het vertrek van Maeterlinck – L’exil de Maeterlinck verscheen dit jaar bij de Bezige Bij Antwerpen is genomineerd voor de C.Buddingh’- prijs 2012.

Over de auteur

Displaying 4 Comments
Have Your Say
  1. janien zegt:

    Fantastisch, JJ Pollet, dat u dit dubbelinterview wereldwijd onder de aandacht brengt!

  2. JJ Pollet zegt:

    Avec plaisir!

  3. janien zegt:

    Merci bien!

  4. janien zegt:

    BTW1, de Chanson-cd’s van BVL zijn mn soundtrack van de zomer. O lala, n’est-ce pas magnifique! Formidable toch. Tijdloos.

    BTW2, ook jongeren in mijn omgeving kunnen die chansons appreciëren! BVL moet niet wanhopen – de soep wordt trouwens nooit zo heet … Hij trekt de lijn die Herman Geudens heeft uitgezet gewoon door toch. En of dat zijn repercussies heeft!