Gepubliceerd op: woensdag 11 april 2012

Leonard Nolens 65: hommage Paul Demets

Paul Demets schreef een hommage op Cobra:

“Sinds 1969 publiceert Nolens poëzie. Hij heeft geprobeerd om schrijven met een baan te combineren, maar hij moest vaststellen dat hem dat niet lukte. Schrijven werd zijn enige manier om te overleven. Zijn eerste twee bundels zijn niet in ‘Manieren van leven’ te vinden. In deze verzameling heeft hij Orpheushanden (1969) en De muzeale minnaar (1973) integraal weggelaten. ‘Wie dat begin wil zien, waarin men woorden heeft en nog geen taal, kan elders terecht’, schrijft Nolens in de verantwoording. Nauwelijks iemand die dus de kiemen van Nolens’ dichterschap kent. En dat is jammer, want op die manier zou je kunnen zien hoe Nolens na die eerste twee bundels het credo ‘Natural words in al natural order’ in zijn gedichten gestalte begon te geven. Nolens wil op een ‘natuurlijke’, on-poëtische manier poëzie schrijven.En toch vormen zijn gedichten een ingenieus mechaniek, met veel klankkleur en herhalingen. Zo nestelen ze zich in het hoofd, om er nooit meer weg te willen.

Is er een mooie cadeau dat een dichter zijn lezers kan aanbieden? Zijn werk is te nemen of te laten. Hopelijk wordt het binnenkort bekroond met de Prijs der Nederlandse Letteren, de belangrijkste literaire erkenning in ons taalgebied. En waarom ook niet de Nobelprijs? Maar het is een radicaal bouwwerk, veel genadelozer dan dat van laureaten als Szymborska of Tranströmer. Hopelijk verdraagt het Zweedse comité dat. Want ook bij ons irriteert dat sommigen. Gerrit Komrij, bijvoorbeeld, die zich in zijn essaybundel ‘Trou moet blycken’ (2001) vrolijk maakte over Nolens’ unieke voordracht: ‘Nolens werd bloter en bloter. Ineens stond daar op het toneel een lange lul te bedelen om aandacht.’”

In zijn hommage citeert Demets het gedicht ‘Masker’ van Nolens.

 

Over de auteur

Displaying 3 Comments
Have Your Say
  1. Marein Baas zegt:

    Dit is een aardig stukje. Maar wie de poëzieafdeling van Cobra bekijkt denkt dat poëzie iets van ouden van dagen en lijken is.

    • koenraad goudeseune zegt:

      Moet een hommage niet wat langer zijn? En wat Paul Demets over Symborska en Tranströmer beweert, daarop rust Gods zegen allerminst, wat mij betreft.

  2. Nolens moet tijdens zijn voordrachten niet teveel naar jonge vrouwen in de zaal kijken. Zelfs soms met een gefixeerde blik. Dat valt niet in de smaak van iedereen. Daarop rust Gods zegen allerminst, om met de woorden van Koenraad te spreken. Maar alle dichters maken “ontwikkelingen” mee en niets is en blijft hetzelfde. Tenzij je jezelf keer op keer herhaalt. De Nobelprijs is een apart verhaal. Wait and see….