Gepubliceerd op: woensdag 11 januari 2012

Reactie Jack Segbars op ‘Het radicale potentieel van de verbeelding’

In Tijdschrift Vooys, en even later ook hier op Ooteoote.nl, publiceerde ik eind vorig jaar het essay ‘Het radicale potentieel van de verbeelding’. Ik schreef het mede naar aanleiding van de kabinetsbezuinigingen op de kunsten en de protesten daartegen. In de commentaren onder het stuk, gaf kunstenaar Jack Segbars onlangs een uitgebreid en kritisch commentaar, dat de spotlights van een zelfstandige blogpost verdient. Daarom hieronder integraal zijn tekst.

Jack Segbars (1963) is beeldend kunstenaar, curator en schrijver. Hij houdt zich voornamelijk bezig met de condities en parameters van de kunstproductie. In 2009 produceerde hij de publicatie Rondom-All around the periphery (Onomatopee) dat handelt over de overlap van posities en domeinen.

‘De onmacht van de kunsten wordt nu in dit vertoog gemaskeerd door het het te wijten aan de inkapseling en het dienstbaar maken aan de huidige politiek constellatie.

De analyse die gemaakt wordt, is juist en broodnodig: de kunsten hebben geen eigen stem. Ze wordt alleen nogal beperkt gedefinieerd in de relatie tot het huidige tijdsgewricht. Een punt dat wellicht opening biedt maar ook het gevaar van herhaling in zich herbergt. Het argument dat gebruikt wordt: de voorstellingen die gedaan worden vanuit de kunst worden geen van allen als realistische voorstellen aangeboden of opgevolgd en vallen terug in de consumentistische constellatie, doen het publiek en aanbieder tekort. Doen een aanspraak op vermeende debiliteit of blindheid.

De kunst heeft zich niet slechts dienstbaar gesteld aan de kapitalistische norm, idioom en kader. Ze heeft zich eerder ook dienstbaar gemaakt aan de sociaaldemocratische ideeën en de ermee samenhangende ideologische ijkpunten: emancipatie, gelijkheid en maatschappelijke medevormgeving. Door te stellen dat het sociaaldemocratische gedachtegoed ingekapseld is door het kapitalisme (waar veel voor te zeggen is, maar de vraag is ook: voor hoe lang nog) en dat daarmee alle impuls vanuit de kunst dus ook door het kapitalisme is ingebed waarvan bevrijd dient te worden, is retorisch aardig maar verder weinig zeggend.

Deze voorstelling functioneert alleen in de schets dat we in een alomvattend en definitief Empire gevangen zijn. Een mooie schets om het argument in te laten leven. En drijft op een oude avant-gardistische idee voor de kunsten: de ontsluiter van de machtsmechanismes die verborgen liggen, emancipator tegen de overheersing.

De verbeelding functioneert hier in ieder geval prima om een ideologie te kunnen dragen. Maar geeft verder geen alternatief. Constateert, analyseert en dan..? De ‘bevrijding’ die voorgesteld wordt is een oude en versleten stijlfiguur inmiddels en een herhaling van zetten.

Ik hoop dat er een andere agenda en programma voor de kunsten verbeeldbaar zijn dan slechts ageren tegen de vermeende hegemonie van het alvretende systeem dat (dit maal) kapitalisme gedoopt is, en waar we middels ‘het licht’ van de kunsten van bevrijd moeten worden. Moeten we nu allemaal antikapitalistische kunst gaan maken? Doen we dat niet allang allemaal met z’n allen? Het is weinig aanlokkelijk, weinig bevrijdend en een schets die weinig vertrouwen schept in de mogelijkheden voor de kunsten in een wereld die geëmancipeerder is dan wordt voorgesteld. Logisch ook, waartoe zou de kunst anders nog dienen wanneer de definitie van kunst die is van de maatschappelijke analist?

Mijn kritiek jegens het heroptakelen van de utopische kunst is niet de kritiek op de onhaalbaarheid ervan, maar nu juist dat het een heroptakeling is van gekende tegenstellingen en een functionaliteit van de kunsten hierbinnen. Het is een eindpunt van een ontwikkeling waar kunst allang verworden is tot het illustreren en aantonen van maatschappelijke kritiek. De roep om en idee van de ‘verbeelding’ is al decennialang een aanbieden van een alternatief of vingerwijzing middels een ‘kritiek’, een reagens op de verhoudingen binnen de actualiteit, een kritische analyse.

De oproep die gedaan wordt om het kunstzinnig verzet tegen de neoliberale werkelijkheid te positioneren, is een oproep die vooralsnog geen enkele nieuwe en concrete vormen oplevert.

Noem mij de kunstenaars die de alternatieven schetsen, die de ‘next step’ voorstellen, die werkelijk de samenleving herdefiniëren en er voorstellen voor visualiseren. Die het nieuwe handelingsperspectief vanuit een artistieke idee formuleren. Desnoods een vage methode. Ze zijn er niet.

Ik vermoed dat het is omdat er de realisatie is dat de revolutie iets anders behoeft dan ‘verbeelding’ en roept om werkelijk concrete voorstellen. En dat daartoe het domein van de kunst verlaten dient te worden en de overstap gemaakt dient te worden naar een concretere vorm waarmee maatschappelijke beïnvloeding kan worden uitgeoefend. Concreetheid van voorstelling is niet hetgeen waarin kunst excelleert of zich als terrein van expertise mag beschouwen. De geschiedenis en traditie geven aan dat hier scepsis op zijn plek is: de kunstzinnige bewegingen die deze verbinding tussen werkelijkheid en abstractie, concreetheid en de artistieke methode hebben willen overbruggen, zijn tijdelijk geweest. Immer opsplitsend tot of politiek, of ideologische propaganda of terugkerend in het esthetische domein van de ‘kunst’.

De opmerking dat kunst gevaarlijk zou zijn omdat ze andere werelden voorstelt dan die van de status quo, dat is juist waar Zijlstra en de zijnen de broek mee vol lachen. Niet het idioom van het nutsdenken is hierin voor hen instrumenteel hoewel het effectief meewerkt, maar de voorstelling dat de kunsten er op deze wijze toe doen is de overspannen belofte. Ik lach met hem mee. De kunst slaagt er namelijk niet in om het te verbinden aan een andere of effectieve politiek.

Zou het een radicaal idee kunnen zijn om de beperkte reikwijdte van het medium kunst, de beperkte importantie ervan als concreet maatschappelijk-politiek medium te onderkennen, de functie als avant-gardistische ontsluiter te vergeten en in plaats daarvan de focus te leggen op de politiek en de dagelijkse indeling en positiebepaling hierin? Volgens mij is dat het strijdtoneel. Want is dat niet de conclusie: dat het radicale artistieke potentieel eenvoudigweg niet gerealiseerd wordt anders dan in een aanbieden van verbeelding? Met de nadruk op aanbieden. Mij stelt de kritische kunst namelijk geen enkel alternatief voor, geen enkele ontsloten kennis voor die ik niet al ken vanuit de maatschappijkritiek en de politieke denkkaders. Of andere kennis die al voorhanden is middels de kunst zelf.

Wat is dan de aarzeling bij de kunsten om een werkelijk programma of methode op te stellen, kun je je afvragen? Wordt de expertise gemist of is het de angst om terug te vallen in gekende politieke denkbeelden en geen werkelijke ‘vernieuwing’ te kunnen aanbieden? Of is het simpeler en reikt de ‘verbeelding’ niet ver genoeg om een werkelijk alternatief te kunnen formuleren? Of is het de angst om niet voldoende medestanders te vinden onder de vlag van deze ‘culturele revolutie’? En de angst om teveel ‘handelsperspectief-angstigen’ te gaan treffen

Zijlstra, Rutten noch Verhagen zullen onder de indruk zijn van een ‘handelingsperspectief vanuit Fantasia’. Een steen, een alternatief voorbeeld of een werkelijk zinnig economisch voorstel doen dat wel.’

Over de auteur

- Joost Baars (1975) is dichter, essayist, podcaster, chapbookuitgever en boekverkoper. Zijn gedichten werden gepubliceerd in onder anderen Liegend Konijn, Blue Turns Grey en Revolver. De poëziepodcast VersSpreken (www.versspreken.nl) die hij samen met Matthijs Ponte maakt won in 2010 de nationale prijs bij de European Podcast Awards. Met Halverwege Chapbooks geeft hij op een budget van nul euro chapbooks uit. Hij schrijft over poëzie, film, cultuur en politiek voor onder meer de Poëziekrant en deRecensent.nl.

Displaying 10 Comments
Have Your Say
  1. Jack heeft goede punten: inderdaad, een kritische houding is nog niet een politieke houding. Maar zo blijft er ook iets ongezien over de verbeelding. Namelijk, dat het verbeelden zelf een daad is, en niet alleen maar een voorbereiding op een daad.

    Lachen Zijlstra en de zijnen om de verbeelding? Ongetwijfeld. Kan de verbeelding van ze winnen? Nee. Van Zijlstra valt sowieso niet te winnen: hij heeft altijd gelijk, altijd al gelijk gehad: het gelijk van de man die de wet voorschrijft. Ja baas. En inderdaad is enkel verbeelding geen voorschrift. De wetgeving van de dichter wordt niet erkend en zal niet erkend worden.

    Mijn conclusie hieruit is een andere dan die van Jack. Jack wil de kunst uit en de politiek in. Anderzijds lijkt mij dat de kunst ons juist kan leren dat er een zinvolle productie bestaat die compleet buiten het bestaande machtsveld valt. Zoals een goed gesprek de partners iets oplevert, zonder dat het geld hoeft te kosten (onder de “tucht van de markt” valt) – zo werkt ook het paradijs van de verbeelding. De verbeelding is dus niet de weg naar het paradijs, maar zoekt het paradijs zelf te zijn. En invalideert daarmee, en passant, alle claims op paradijselijkheid van al wat niet het paradijs is. Zijlstra heeft dus misschien wel gelijk, en hij heeft ook de macht, en als wij ook macht willen hebben moeten we inderdaad ons vroeg of laat tot hem verhouden. Maar hoeveel gelijk of macht je ook kunt krijgen: het brengt je geen stap dichter bij de productiviteit van iets als een goed gesprek.

    Wie wil er nou met een interrimmanagertje als Halbe Zijlstra naar de film? Niemand toch zeker?

  2. Zie trouwens, wat politiek, waarden en bezuinigingen in het Amerikaanse model betreft, vandaag een stukje in The Onion:

    http://www.salon.com/2012/01/11/the_arts_funding_war_the_left_will_always_lose/

  3. Merijn zegt:

    Hé mensen,

    zinvolle discussie. Het is alleen jammer dat Jack een stroman aanvalt, door een clichématige visie te geven op de geëngageerde kunst.

    1) Politieke kunst wordt gereduceerd tot een illustratie van een bestaande kritiek, een bestaande ideologie, zonder een onafhankelijke zeggingskracht. Dit is natuurlijk flauwekul. Politieke kunst kan meerduidig zijn en zijn eigen verhaal vertellen.

    2) Het neoliberalisme en het kapitalisme worden gereduceerd tot banaliteiten, geen complexe structuren en processen met innerlijke tegenstrijdigheden, die de kunst open kan rijten. Jack stelt: “De oproep die gedaan wordt om het kunstzinnig verzet tegen de neoliberale werkelijkheid te positioneren, is een oproep die vooralsnog geen enkele nieuwe en concrete vormen oplevert.”Dit is flauwekul. We hoeven alleen maar te denken aan Allen Sekula, Zachary Formwalt, Hito Steyerl, Melanie Gilligan, om te zien dat dit niet waar is.

    3) Er wordt onmiddellijk een afweging gemaakt over de effectiviteit van kunst. Politieke kunst is niet primair politiek omdat het effectief is in het bewerkstelligen van politieke verandering. Dan moet je inderdaad de politiek ingaan. Zoals Walter Benjamin stelt in de auteurs als producent, is de politiek belangrijk, maar stelt het niets voor zonder de artistieke kwaliteit. Het gaat erom wat er vanuit de ruimte van de kunst mogelijk is. Waar de rol van kunstenaar niet toereikend is, kun je altijd nog buiten die rol treden.

  4. Merijn zegt:

    Dit vond ik ook een interessant tegenwicht voor banaliteit:
    http://brianholmes.wordpress.com/2009/11/06/is-it-written-in-the-stars/

  5. gideon zegt:

    Ik stem in met Jack’s nuancering van het gevaarlijke karakter van de artistieke verbeelding. Het mag dan wel stoer staan om in een tijd dat er geen alternatief is, toch een andere wereld te bedenken. Deze utopische activiteit verbergt doorgaans een vorm van links cynisme: het presenteert de opponent als onoverwinnelijk en gaat elke reële confrontatie uit de weg. Hiermee wordt de opponent gepresenteerd op de manier waarop die zichzelf graag ziet: de opponent wordt bevestigd in zijn pose als baas die altijd gelijk heeft.

  6. Jack Segbars zegt:

    @Merijn
    Op het verwijt van de stroman: ik val juist Joost Baars’ versimplificering aan en pareer zijn stelling waarin de artistieke kwaliteit van de kunst een panacee zou vormen jegens de neoliberale politiek. Daarbij wordt de kwaliteit van de ‘verbeelding’ als unieke kenmerk van het artistieke ingezet. Welnu: de ‘verbeelding’ is geen uniek kenmerk van de kunsten. De ‘verbeelding’ is een algemeen menselijke kwaliteit, die ook zijn beslag krijgt in Charley Aptroots visie van het autolandschap a 130 kilometer per uur. Een werkelijk radicaal voorstel gezien de klimaatsimpact en opgeven van elke notie van verantwoordelijkheid. Ook Martin Bosma kan geen gebrek aan creativiteit verweten worden.

    En inderdaad zijn de politieke definities neo-liberalisme en kapitalisme complexe structuren en processen met innerlijke tegenstrijdigheden. Net zo complex als de raakvlakken tussen kunst en politiek. Complex genoeg om een eenvoudige positiebepaling ervan als zijn de het ‘daar’ te projecteren en niet als onderdeel van het gedeelde en van onszelf.
    Door Baars wordt de kwaliteit van de verbeelding feitelijk als een politieke geaardheid gepositioneerd. En in de meeste politiek kunst is deze vooronderstelling ingebakken. Daar zit de werkelijke stroman wat mij betreft.

    Het ‘andere’ van zijn voorstellingsvermogen is niet een exclusief andere wereld afgezet tegen een neoliberale werkelijkheid die dit vermogen zou ontberen. Dat ‘andere’ zit in elke voorstelling. Het definieert zich in de vergelijking en de onbekendheid met elkaar en niet in de absolute waarde die het zou inhouden, het zijn geen absolute waarden. De ‘verbeelding’ is altijd al politiek. Maar als term is ze politiek ongedetermineerd, het wil net zoveel zeggen als dat water nat is. En elke kunst is al politiek omdat in de voering van de praktijk al een politieke positiebepaling besloten lig.

    In die zin begrijp ik politieke kunst als een kunst die zich met name op de politieke indeling en structurering richt en die ook wil adresseren.
    Wanneer Joost Baars dus in zijn redenering een bepaalde politiek en concrete besluiten aanvalt en daarbij de specifieke kwaliteit van het artistieke wil inzetten, neem ik ook aan dat er een resultaat gesorteerd wil worden in het politieke domein. Hij noemt specifiek het ontbreken van een ‘handelingspersectief’ volgend uit artistieke inzichten en verworvenheden. Toch bekruipt telkens het gevoel dat dit uiteindelijk afgewezen wordt, ook in jouw opmerkingen wordt de effectiviteit van de kunst gescheiden van het politieke. Daarmee wordt ze kaltgestellt als vormgevende kracht terwijl ze er wel ‘iets’ moet gaan doen. Welnu dat ‘iets’ is inmiddels traditie en amechtig gebleken en een onmachtig potentieel (en in mijn opinie inderdaad al te vaak resulterend in een illustratie van al bestaande denkbeelden, een geïllustreerde maatschappijkritiek).
    Ook in de redenering van Samuel Vriezen wordt deze segregatie benadrukt: vanuit de hemelen zal de kunst ons zegenen met de zalvende macht. Het doel is een goed gesprek. Waar deze kwaliteit zijn effect moet krijgen is niet duidelijk. Een waarlijk religieuze voorstelling van zaken.

    Mijn oproep is niet om de kwaliteit van de kunsten te miskennen of om ‘dan maar’ de politiek in te gaan maar om helder te krijgen wat haar mogelijkheden en middelen wel zijn. Het aanbieden van de ‘andere’ wereld is geen exclusief artistiek vermogen. Het voorstellen van het ‘radicaal andere’ ook niet. Maar dit zijn wel de aanklevende oude beelden over de potentie van kunst. It won’t do the trick.

    Zoals Baars in de slotzin meldt: “Om dat potentieel te bevrijden, moeten we ons niet enkel richten tegen de bezuinigingen, maar tegen de status quo, tegen het kapitalisme en als het moet tegen onszelf.” Dat laatste is interessant: voor zinnig verzet dient eerst het ‘onszelf’ eens gedefineerd te worden teneinde de status quo te kunnen adresseren. Die status quo bestendigen ‘wij’ namelijk met deze herhaling van positiebepalingen en zetten. Het zijn schijnargumenten die bogen op de exclusieve positie van kunst en kunstenaar (en deze perpetueren) zonder dat werkelijk de consequenties voor de aanhechting of inbedding genomen worden.

  7. “Ook in de redenering van Samuel Vriezen wordt deze segregatie benadrukt: vanuit de hemelen zal de kunst ons zegenen met de zalvende macht. Het doel is een goed gesprek. Waar deze kwaliteit zijn effect moet krijgen is niet duidelijk. Een waarlijk religieuze voorstelling van zaken.”

    Sorry Jack, dat ik een transcendentaal religieus standpunt zou verkondingen is simpelweg niet waar. Heb jij ooit een goed gesprek gehad ergens anders dan op aarde? Of dank je de Heer op je blote knieën elke keer als je eens een goed gesprek hebt, vooropgesteld dat je zulks wel eens overkomt? Lijkt me onwaarschijnlijk – het gaat hier m.i. over volkomen aardse mirakelen.

    & dat van dat effect vind ik nog veel onbegrijpelijker, ten eerste omdat ik niet precies weet wat je met een effect bedoelt, ten tweede omdat ik niet kan begrijpen dat een goed gesprek geen effect zou hebben.

    Is allemaal niet erg, maar je misrepresenteert naar mijn gevoel mijn inbreng hiermee, die is kennelijk onvoldoende uitgewerkt. Ik zal dan ook graag binnenkort eens proberen of ik het wat scherper kan stellen.