Gepubliceerd op: dinsdag 27 december 2011

Kerstessay Reugebrink: Literatuur is een hobbyclub geworden

In het tweede deel van zijn kerstessay voor de Standaard heeft Reugebrink het over de geringe rol en maatschappelijke betekenis van de literatuur anno 2011.

“Ik schreef romans, dichtbundels, een essaybundel, zat in redacties van literaire tijdschriften en schreef ook nog eens een karrenvracht aan recensies over literatuur. Maar de literatuur lijkt alleen nog maar in strikt literaire kringen zelf te bestaan. In het maatschappelijke en culturele leven speelt ze geen wezenlijke rol meer. Literatuur is zoiets als een hobbyclub geworden, een marginaal verschijnsel dat alleen nog bij hoge uitzondering de rol speelt die zij vroeger speelde. Toen was zij ‘medium van de nationale geesten’, zoals de filosoof Peter Sloterdijk het verwoordde. Hij heeft het dan over de tijd waarin literatuur een belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van de politieke en culturele synthese binnen een samenleving. Men was ervan overtuigd ‘dat grote politieke en economische structuren georganiseerd zouden kunnen worden naar het vriendschapsmodel van het literaire genootschap’. Daar is vandaag de dag nog maar een zwakke echo van overgebleven.”

“(…) een schrijver kan vandaag bijna alles zeggen wat hij wil. Er is alleen niemand meer die er nog naar luistert. Er wordt alleen geluisterd als de schrijver geschikt is om de boerenlul uit te hangen, of de ‘echte’, ‘lekker kritische, dwarsliggende’ schrijver, of wat er ook maar past binnen het format dat men heeft bedacht om hem – liefst kort! en louter voor de leut – aan het woord te laten. Een kort rokje en een stel goeie benen mag ook.”

Lees deel 2 van het essay op De Standaard. Deel 1 – Ik ben een mens godverdomme – is hier te lezen.

Waar hebben we dat liedje nog gehoord? Recent gingen gelijkaardige stemmen op die stelden dat ‘literatuur niet meer van deze tijd is‘ (Ann Decramer, Leo van der Sterren, Lars Lyer),  ‘literatuur een eroderende cultuur is‘ (Bas Heijne), dit alles op de voet gevolgd door RHCdG in een uitgebreid faceboekfeuilleton.

Schrijver Jamal Ouariachi startte in oktober dit jaar een polemiek tegen doemdenker Bas Heijne met de niet mis te verstane titel: ‘De roman lééft’. Een fragment is hier te lezen.

Over de auteur

Displaying 13 Comments
Have Your Say
  1. Je mag die twee stemmen toch niet op één hoopje gooien, Jan. Reugebrink heeft de media als onderwerp en gebruikt de omgang van de media met de literatuur om iets over die media te zeggen. De andere door jou aangehaalde stemmen hebben de literatuur als onderwerp. Onrechtstreeks zegt Reugebrink ook wel iets over de literatuur, maar zijn belangrijkste punt hierover (na 2 van de 5 delen kerstessay) is toch: literatuur speelt mee in een maatschappelijke context, maar die wordt genegeerd door de media, waar ze alleen over auteurs spreken en niet meer over literatuur. Dat is lang niet hetzelfde liedje als die andere linkjes die je er zo gemakkelijk bij gooit.

  2. JJ Pollet zegt:

    In dit deel van zijn kerstessay heeft Reugebrink het toch expliciet over de maatschappelijk irrelevante rol van de literatuur in onze tijd vergeleken met vroeger:

    “Maar de literatuur lijkt alleen nog maar in strikt literaire kringen zelf te bestaan. In het maatschappelijke en culturele leven speelt ze geen wezenlijke rol meer. Literatuur is zoiets als een hobbyclub geworden, een marginaal verschijnsel dat alleen nog bij hoge uitzondering de rol speelt die zij vroeger speelde.”

    Dat is ook wat Ann Decraemer over poëzie en Bas Heijne over de roman beweert: ze zijn niet meer van deze tijd. Schrijvers (fictie) hebben niet meer de maatschappelijke impact die ze pakweg 60 jaar geleden misschien nog een beetje hadden: mensen wakker schudden, kritisch maken. Literatuur treedt nauwelijks nog buiten de grenzen van de literatuur. In die zin vond ik dat ik al deze stemmen ‘bij het essay van Reugebrink mocht gooien’ al klinkt het voor jou nogal polyfoon.

    Of al deze apokalyptische literatuurstemmen het bij het rechte eind hebben weet ik niet. Misschien gedijt literatuur pas echt in extreme omstandigheden zoals oorlogen, hongersnood, ideologisch fanatisme. Maar of ik daarnaar uitkijk is een andere zaak.

  3. RHCdG zegt:

    Ik heb dat van Reugebrink niet gelezen, maar als ik zie wat er hier van wordt geciteerd:

    ‘een schrijver kan vandaag bijna alles zeggen wat hij wil. Er is alleen niemand meer die er nog naar luistert. Er wordt alleen geluisterd als de schrijver geschikt is om de boerenlul uit te hangen (…)’

    dan denk ik: daar ligt een opdracht voor de literatuur en voor schrijvers om dat imago eens van zich af te werpen. Er wordt altijd zo makkelijk gewezen naar de media die van alles de schuld zijn. Maar ik zou zelf geen zin hebben om op tv of waar ook voor boerenlul aangezien te worden.

    Het medialandschap is veranderd. Platformen voor literatuur lijken in geen enkel opzicht nog op die van een kwarteeuw geleden. Op Alphavillle wordt onderzocht wat voor gevolgen dat heeft voor de literatuur. Thomas Vaessens wijst al langer op de gevolgen daarvan voor schrijvers. Het wordt tijd dat zij eens uit hun hok komen en zich aan deze tijd aanpassen ipv die zelfgenoegzaamheid maar om zich heen te spreiden. Ik heb me daar eerlijk gezegd ook aan geërgerd bij de reactie van Oosterhoff op zijn prijs laatst: ‘Nee, dit is niks voor mij, al die aandacht’, enz. Dan denk ik: kom op man, zet je zelf eens in de houding. ’t Is maar voor een dag, daarna kun je de onaangepaste schrijver weer uithangen. Laat eens zien dat die literatuur van ons er mag zijn. Geef mensen niet altijd de gelegenheid er meesmuilend over te doen en dichters en schrijvers alleen maar ‘bijzonder’ te vinden.

    Vanmiddag bladerde ik in de bibliotheek door een stuk of wat literaire tijdschriften. Ik hield het nog geen 3 minuten vol. Wat een beklemming. Daar houdt men zich echt alleen bezig met zichzelf. In zo’n atmosfeer wórd je ook mensenschuw, vervreemd van je naaste, ben je blij als de voordeur weer achter je dicht mag.

    Ik zeg uitdrukkelijk niet dat schrijvers een mediatraining moeten ondergaan. Ik zeg dat ze eens om zich heen moeten kijken en vaststellen, wellicht tot hun schrik, dat de wereld zich sneller ontwikkelt dan het oeuvre waar ze zo gestaag aan voortbouwen. Van schrijvers van nu worden andere vaardigheden verlangd dan van de kluizenaars van vroeger. Dáár zou het Letterenfonds ook geld in moeten steken: in bevordering van literatuur op radio, tv, internet en in het land. Laat schrijvers eens uit hun hok komen, met film, voordracht, html, enz. Tot die tijd blijft de schrijver, zodra hij buiten zijn eigen arena treedt, een boerenlul, en terecht.

  4. JJ Pollet zegt:

    Gaat dit beursgedicht van Jan Baeke (http://ooteoote.nl/2011/12/gedicht-leeft-in-real-time-mee-met-amsterdamse-beurskoers/) in de richting van wat je bedoelt Rutger? Hoe moeten schrijvers – mensen van het woord – zich aanpassen aan deze tijd? Een spel spelen met de media? Multimediaal gaan?

    Literatuur is per definitie pas interessant als ze subversief is (subversief op welke manier dan ook.) Maar is subversiviteit nog mogelijk? Wat mij dit jaar het meest heeft gefrappeerd is het feit dat conceptueel dichter bij uitstek Kenneth Goldsmith op het poëziekransje van Michelle Obama werd uitgenodigd (http://ooteoote.nl/2011/05/kenneth-goldsmith-in-het-witte-huis/)
    Avant-garde recuperatie…

    Deze week veegde Dirk van Bastelaere een beetje de vloer aan met schrijvers en hun promofilmpjes (http://ooteoote.nl/2011/12/schrijvers-en-promofilmpjes/).

    Er moet iets veranderen. Maar hoe?

  5. JJ Pollet zegt:

    Anderzijds gaf het Ivo Michiels-essay van Stefan Hertmans me ook stof tot nadenken. Vooral zijn intro over experimentele literatuur:

    “Het is vreemd gegaan met het woord ‘experimenteel’ in de literatuur. Aanvankelijk was het een geuzennaam voor een vorm van literaire vrijheid in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, daarna werd het een beetje gedateerd en gleed het af naar een soort bestoft bestaan, een term die lichte meewarigheid opriep, daarna werd het synoniem voor onleesbare aanstellerij, vandaar werd het bijna een scheldnaam. Al die tijd werd het in academische kringen en bij bepaalde auteurs zorgvuldig omcirkeld als een nu eens historische, dan weer dialectische en dus ten allen tijde revitaliseerbare categorie, ongeacht de historische context. Toen de universiteit Gent in september 2010 een studiedag over het werk van Ivo Michiels organiseerde, gebeurde dat zelfs onder de auspiciën van een heus Studiecentrum voor Experimentele literatuur.”

    http://ooteoote.nl/2011/12/essay-stefan-hertmans-over-ivo-michiels-voorpublicatie/

  6. RHCdG zegt:

    Een spel spelen heeft geen zin, Jan. Het gaat erom dat literatuur integraal deel uitmaakt van de cultuur en van de maatschappij. Geen enclave vormt. Zich niet laat verbannen. Dat heeft niets met wel of niet subversief zijn te maken. Het heeft er mee te maken dat die al dan niet subversieve taal er toe doet of niet. Indruk maakt of niet. Een stem uitdrukt. Wat hebben we in godsnaam aan krachteloze exercities in Parmentier over ‘literatuur tegen de staat’ enz. als het betreffende stuk alleen door de vrienden en kennissen van de schrijver wordt gelezen?

    Sla je licht eens op bij Wilders, bij BNN, bij Powned, en kijk eens welke middelen die inzetten om vorm te geven aan een maatschappelijke stroming. Vergeet de VPRO van vroeger, van nu. Vergeet de Vara, vergeet de jaren 60. Vergeet de volksverheffing. Enz. (Ik stop maar anders ontstaat hier nog een manifest). Laat kunstenaars die balk eens uit hun oog halen en zien dat het volgende week 2012 is, en dat het er niet om gaat het met iemand eens of oneens te zijn, maar om gehoord te worden of niet, om een rol te spelen of niet. De literatuur moet uit zijn verdomhok. Dat is wat ik bedoel te zeggen.

  7. ik vind dat Maarten [van der Graaff] goed op weg is

  8. Jan Pollet zegt:

    Flink en duidelijk statement.

    Ik geef je voor 70% gelijk Rutger. Maar ik heb ook begrip voor diegenen die kiezen om een rol te spelen zonder mee te doen. Een verschijnsel dat je bij onze Zuiderburen ziet bijvoorbeeld. Daar willen schrijvers en dichters zelfs niet op internet, laat staan dat ze de media onder de arm zouden nemen.

    Schrijven voor vrienden en kennissen dat is, zoals je zegt, niet meer van deze tijd.

  9. Jan, het belangrijkste woord in je citaat is ‘lijkt’. Reugebrink zegt daarmee niet dat het zo is, maar verwijst wel naar die stemmen die jij hierbij linkt, om een ander punt te maken dan wat jij ervan maakt. Maar daarvoor moet je zeker ook het eerste deel gelezen hebben. Waar het nu verder gaat, moeten we nog zien, natuurlijk. Ik heb vandaag mijn krant niet ontvangen, grrmmmbl.

    Dit kerstessay is in elk geval een goed voorbeeld van waar Rutger naar verlangt: een auteur die buiten zijn woordennest treedt met zijn ei. Reugebrink analyseert o.a. hoe media de literatuur tot banneling maakt (maar niet omdat hij vindt dat de literatuur ouderwets is, maar omdat hij kwaad is op hoe de media meeheulen met de politici en economen die de mens zijn menselijkheid ontnemen). Ook de column van Joost Vandecasteele in De Standaard gaat daar trouwens al 16 staties lang over: de schotten tussen literaire en journalistieke wereld overbruggen. Zeker in het begin was dat een heel boeiende column.

    • JJ Pollet zegt:

      Deel 3 staat ook online Xavier: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=313K39GQ

      Ik wil niet lastig doen, maar volgens mij is hier Reugebrink zelf aan het woord (citaat):
      “een schrijver kan vandaag bijna alles zeggen wat hij wil. Er is alleen niemand meer die er nog naar luistert.”

      Dat Reugebrink het liever anders zou zien, kan ik me best inbeelden. De observatie dat de literatuur maatschappelijk uitgespeeld is, is (samen met vele anderen) wel degelijk de zijne.

      Enfin, belangrijker is, hoe de literatuur uit deze impasse kan geraken.

  10. koenraad goudeseune zegt:

    Ik was toch ook niet onaardig bezig, dunkt me.

  11. Marein Baas zegt:

    AFTH van der Heijden heeft de afgelopen jaren geschreven over de slag tussen Ajax- en Feyenoordhooligans, een moordzaak in het Nijmeegse kraakcircuit en de dood van zijn zoon.

    Twee gevallen die brede media-aandacht kregen en een hoogstpersoonlijk emotioneel verhaal dat in zekere zin aansluit bij de Kluun/van Rooyen-trend.

    Hij heeft zich beschikbaar gesteld voor interviews en kreeg veel aandacht.

    Voldoet dit aan wat volgens jullie modern schrijverschap zou moeten zijn, en zo ja, is hij een zeldzame uitzondering?

  12. Het grote verschil blijft dat Decramer en co (en jij) zeggen dat de literatuur/poëzie een probleem heeft. Reugebrink zegt daarentegen dat de mens een probleem heeft, want hij verliest zijn ziel in deze gematerialiseerde, neoliberale maatschappij. En de problematische omgang van de media met literatuur is daar een symptoom van, net als het willen afraden van economisch onrendabele opleidingen en de algemene uitholling van het onderwijs.

    Je zou kunnen zeggen dat literatuur voor een nieuwe bezieling van de samenleving zou kunnen zorgen. Maar dan mogen de mensen zich niet als slachtvee naar het hakblok van crisis laten leiden. Daar begint het allemaal mee.