Gepubliceerd op: woensdag 14 december 2011

Eindrijm een misdaad tegen de kunst?

Benno Barnard in zijn Knackcolumn:

Hugo Brandt Corstius heeft een nieuw boek gepubliceerd: ‘Rijmlijm‘. Wapperend met talloze voorbeelden uit de Nederlandse poëzie schreeuwt hij tegen de westenwind in dat eindrijm een misdaad tegen de kunst is. Schreeuwen is zijn lust en zijn leven. In de jaren zeventig heeft Corstius zelfs een Leidse professor dermate belasterd, dat de man zijn ontslag heeft genomen. Dat betrof de vraag of de oude Lombroso gelijk had, of misdadigers waren voorgeprogrammeerd om hun misdaden te plegen. Professor Buikhuisen meende van wel; Corstius zwoer bij de maakbaarheid van de mens en demonstreerde de kapotmaakbaarheid van de mens door Buikhuisen kapot te maken. In dit boek – hoewel onschuldiger van onderwerp – is dezelfde geest van agressie en scherpzinnige stompzinnigheid uit dezelfde fles ontsnapt. De Nobelprijs toekennen aan Joseph Brodsky of Derek Walcott – dichters die eindrijm gebruiken – is dus net zoiets als de bard in het dorp van Asterix een lauwerkrans omhangen. “

Vrijdag
Vanwaar die vijandigheid jegens het eindrijm? Daar bestaat een eenvoudige fysiologische reden voor: Corstius stottert. Hij produceert voortdurend zijn eigen eindrijm. Het drijft hem tot haat. (Ik verwijs de geïnteresseerde lezer verder naar de website van Huub Beurskens.)

En Huub Beurkskens vervolgens:

“Je hoeft alleen maar W.H. Auden of Joseph Brodsky te hebben gelezen (van beiden zowel beschouwingen over poëzie als poëzie zelf) om onmiddellijk te beseffen dat Hugo Brandt Corstius’ weerzin tegen eindrijm niets te maken heeft met enig inzicht in of affectie met poëzie als literaire vorm. De man is gewoon monomaan dol op boekstaven.”

Over de auteur

Displaying 13 Comments
Have Your Say
  1. ‘Eindrijm leest als een kasteelroman’ was eens de kop boven mijn artikel in het avant garde tijdschrift Passionate 2000 over de toekomst van de poezie. Het is mijn poetica en mijn weerzin tegen eindrijm heeft wel degelijk iets te maken met enig inzicht in of affectie met poezie als literaire vorm.

  2. Maar er is ook een flinke traditie van rijmelarij in de avant-garde. Ik heb nog eens een maand uitgetrokken om twee pagina’s met behoorlijk melige rijmpjes van John Ashbery goed te vertalen. Andere fantastische dichters van vandaag die geweldig gebruik maken van rijm zijn o.a. Ostashevsky en Lisa Jarnot – hier een gedicht van haar dat ik nog eens heb willen vertalen (niet gelukt): http://www.dcpoetry.com/anthology/23

  3. Jan Pollet zegt:

    commotius met Corstius

  4. Eindrijm als een Misdaad tegen de Kunst is een statement, het gebruik van eindrijm doet mij ook bijzonder regressief aan. In 1952 hield de eerbiedwaardige Maatschappij der Nederlandse Letterkunde zich nog krampachtig aan een sonnettenwedstrijd, terwijl de Vijftigers zich volop roerden. Is er dan nog steeds niks veranderd in deze richtingenstrijd in Nederland? Heb juist recent heel gelukte vertalingen van mijn poezie (zonder eindrijm) gepubliceerd. ‘At the making of a child’ (vert. John Irons) werd in maart een buitenlands radioprogramma ‘European Literature Today’ voorgedragen samen met gedicht van Derek Walcott en C. Milosz. Heel bijzonder.

  5. Kom, Hanneke. Je kunt zo’n gedicht als dat van Jarnot onmogelijk als regressief opvatten, tenzij je heel erg bevooroordeeld leest.

  6. En zelfs van rijmdwang kun je als hedendaags dichter iets maken: ‘suzanne’ (Gerhard Rühm)

    http://users.skynet.be/lit/ruehmgedicht.htm

  7. Prachtig, die Rühm, Erik!

    Ik heb nu ook maar dat (geweldige) gedicht van Ashbery, met die hoofdpijn-calypso in het midden, op mijn blog gezet: http://blogger.xs4all.nl/sqv/archive/2011/12/14/712761.aspx

  8. Joost Baars zegt:

    Ik vraag me af wie de serieusheid van de beweringen van Brandt Corstius de wereld in heeft geholpen: Brandt Corstius of Barnard zelf. Als ik de bespreking van het boekje op Meander lees ( http://meandermagazine.net/wp/2011/11/veel-rare-rijmparen/ ) krijg ik de indruk dat het een typisch slimmig taalboekje is, in de categorie Jan Kuitenbrouwer of “Taal is zeg maar echt mijn ding” van dochter Aaf. Een boekje om te lachen.

    Barnard doet het echter voorkomen alsof Brandt Corstius op een missie is om voor eens en voor altijd af te rekenen met het eindrijm, door het te vergelijken met de verbeten missie tegen professor Buikhuisen in de jaren ’70 (wiens opvattingen best zo’n verbeten missie verdienden, overigens, maar helaas bestreed Brandt Corstius de persoon en niet de opvattingen, met als gevolg dat de opvattingen nu gemeengoed zijn geworden en in de vorm van Dick Swaabs boek ‘Wij zijn ons brein’ de bestsellerstatus hebben bereikt)

    Zo’n verbeten missie is in het geval eindrijm evident ridicuul, en ook de opvattingen die er dan achter zouden steken. Je zou verdorie een groot deel van de Russische poëzie bij het vuil moeten zetten. Maar wil Brandt Corstius dat ook zeggen, en als hij dat wil zeggen, heeft hij er dan zo lang over nagedacht als Barnard doet voorkomen? Of wilde hij gewoon een geinig boekje schrijven waarin je kunt lachen om suffe eindrijm. Die bestaat – naast schitterende eindrijm – namelijk ook.

    We zullen het boekje zelf dus eens moeten checken.

    • Joost Baars is in de war. ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’ is niet van Aaf Brandt Corstius maar van Paulien Cornelisse.

      En wat het geleuter van Benno Barnard betreft: dat Hugo Brandt Corstius de mens Buikhuisen “kapotmaakte” is een mythe. De werkelijkheid is, zoals steeds, prozaïscher.

      Wim Buikhuisen was een hoogleraar Criminologie en Penologie aan de Universiteit van Leiden. Anders dan in die tijd gebruikelijk was, wilde Buikhuisen zich in het nature-nurturedebat niet richten op omgevingsfactoren (nurture) maar op biologische factoren (nature). Buikhuisen meende dat mensen een criminele aanleg kunnen hebben. Zo reageert de één anders op bijvoorbeeld stress dan de ander. Vrij Nederland en VN-columnist Piet Grijs (Hugo Brandt Corstius) liepen voorop in een felle aanval op Buikhuisen. Volgens VN werden criminaliteit en andere afwijkingen primair veroorzaakt door de moderne kapitalistische maatschappij en/of een autoritaire opvoeding.

      De indruk leeft nog altijd dat Buikhuisen door deze lastercampagne ten onder ging. Maar Grijs blijkt maar bijzaak, toont wetenschapsjournalist Hans van Maanen aan in het boek ‘Echte mannen willen niet naar Mars’.

      In 1981 maakte de vakgroep van Buikhuisen bekend dat Buikhuisen, ondanks de royale middelen die hij had gevraagd en gekregen, niets uitvoerde, geen onderzoeksvoorstel had afgerond, zich onttrok aan vergaderingen en zonder toestemming van de vakgroep buitenlandse reizen maakte. Hij werd toen overgeplaatst naar de psychologiefaculteit, maar meldde zich kort daarop ziek. In december 1988 hield Buikhuisen op doktersadvies de wetenschap helemaal voor gezien.

      Ondertussen vervuilt de naam Buikhuisen de discussie en het debat over aanleg en opvoeding. Elke keer valt zijn naam (en de onheuse manier waarop Buikhuisen behandeld zou zijn) bij pogingen om kritiek op nieuw onderzoek in sociobiologische zin onschadelijk te maken.

      Ook Joost Baars doet, kennelijk a priori, zijn aversie uitschijnen tegen sociobiologische opvattingen, die “best een verbeten missie verdienen”. Wetenschappelijk onderzoek, per definitie eindeloos en altijd in volle gang, dat een verbeten missie verdient?

      De media hebben er overigens een handje van weg om de opvattingen van een Swaab veel ongenuanceerder weer te geven dan ze in zijn boeken staan. Denk aan de kleine verschillen in de bouw van de hersenen tussen hetero’s en homo’s die Swaab ooit ontdekte, en in de media, tegen alle nuances van Swaab in, geïnterpreteerd werden als óórzaak van homoseksualiteit.

      Discussies moeten gevoerd met de betreffende boeken bij de hand. Hetzelfde geldt voor ‘Rijmlijm’.

      • Joost Baars zegt:

        Ik geef Van den Branden twee keer gelijk, met dien verstande dat ik met “verbeten missie” natuurlijk “weerwoord” bedoel, en dat dat weerwoord wat mij betreft niet bedoeld was tegen de wetenschappelijke verworvenheden van Swaab (die ik ken), maar tegen daar waar Swaab meent iets sluitends te kunnen zeggen over goed en kwaad, het bevorderen van het eerste en het tegengaan van het tweede. Maar dat weerwoord komt in mijn reactie inderdaad neit voor.

  9. koenraad goudeseune zegt:

    LEZING

    Tijl Uiterbos treedt vanavond op
    met eigen gedichten en gedichten
    uit ex-Joeguslavië.

    Dat laatste is voor na de pauze.

    Tijl, welkom. De door jou
    vertaalde gedichten
    uit ex-Joeguslavië rijmen.

    Van de Bosniër T.P. het prachtige
    ‘Kalachnikof’. Van de Serv P.A.
    het erg aangrijpende ‘Interview
    met een slecht mens’.

    Die van jou doen dat niet?

  10. F.A. van Lynden zegt:

    H.B.S. is een vreemd fenomeen in de Nederlandse literatuur,iedereen kent hem,maar bijna niemand leest hem.Die columns in Vrij Nederland zijn altijd de eerste in die ik oversla.Dit nieuwe boekje zal ook wel weer zo’n flauw afgeraffeld werkje zijn.Misschien volgend jaar het eens bij de Slegte inkijken en vervolgens niet kopen-de man is een belediging voor de Nederlandse literatuur.

  11. F.A. van Lynden zegt:

    Correctie-slip of the pen:H.B.C.