Gepubliceerd op: donderdag 10 september 2009

Magnus William-Olsson: “Niemand is verplicht om poëzie te lezen”

Om het half jaar wisselt de Europese Unie van voorzitter. In de rubriek Richting EU presenteert Kluger Hans telkens de literatuur uit dat land. De tweede helft van 2009 hanteert Zweden de voorzittershamer.

– door David Troch

Voor het derde papieren nummer van Kluger Hans vertaalde Lisette Keustermans gedichten van Magnus William-Olsson. David Troch mailde met de Zweedse dichter en vertaler.

Wat maakt Zweedse poëzie speciaal en waarom moeten Nederlandstaligen het lezen?

Dat moeten ze niet. Niemand is verplicht om poëzie te lezen, behalve zij die er een onhoudbare dwang tot voelen. Het is delicaat om je af te vragen of je poëzie echt in landen kunt onderverdelen, los van de linguistische definitie. Op dit moment schrijf ik een voorwoord bij een vertaling van het fantastische gedicht Migraciones van de Mexicaanse dichter Gloria Gervitz. In dat voorwoord tracht ik een soort Mexicaanse poëzie te onderscheiden, ondanks het feit dat Mexicaanse dichters in het Spaans schrijven, een taal die ze met schrijvers uit een heleboel andere landen delen. Mexicaanse poëzie definiëren vanuit de taal is dan onmogelijk. En ik veronderstel dat er, los van de Zweedse taal die niet meer dan een obstakel is voor de Nederlandse en Belgische lezers die die taal niet spreken, in het algemeen niets is dat Zweedse dichters onderscheidt van Deense, Duitse of Nederlandse dichters.

Welke Zweedse dichter zou je een voorbeeld voor je eigen werk noemen?

De meervoudigheid van alles en de beperkte tijd die we hebben, dwingt ons om te aanvaarden dat we er slechts in zullen slagen om niet meer dan enkele dichters heel grondig te lezen. Bij mij zitten daar ook enkele Zweden tussen: Edith Södergran, Gunnar Ekelöf, Karl Vennberg, Birgitta Trotzig, Göran Sonnevi. Het zijn dichters die ik regelmatig lees, dichters die een essentieel onderdeel zijn geworden van mijn denken en van mijn levenswijze.

Welke jonge Zweedse auteurs zouden ook naar het Nederlands vertaald moeten worden?

Naar mijn gevoel heeft Zweden in vergelijking met heel wat andere landen een sterke en pluralistische poëtische traditie die een rijke en gevarieerde poëzie ondersteunt. Tijdens het voorbije decennium hadden we een trend van conceptuele poëzie, jonge dichters die de avant-garde esthetiek van de jaren zestig nabootsten. Uit die periode kan ik Ida Börjel en Ulf Karl Olov Nilsson aanbevelen. Maar we hebben ook jonge dichters die in de traditie schrijven van dichters die poëzie beschouwen als de hoogste vorm van taal, de Celan/Bachman/Char-traditie. Dan zou ik zeggen: Niclas Nilson en Ann Hallström. Dan hebben we ook nog dichters gehad met politiek gedachtegoed, die kampten met de constructie van identiteit en geslacht. Onder hen zou ik voor Hanna Hallgren en Tom Malmqvist kiezen.

Dit jaar nam je al deel aan poëziefestivals in Spanje en Italië. Je ontmoet dus heel wat dichters uit andere landen. Kijk je daardoor op een andere manier naar je eigen poëzie?

Als een dichter schrijft in een taal die, zoals het Zweeds, beperkt is in het aantal sprekers, moet je simpelweg in contact komen met buitenlandse literatuur om bondgenoten te vinden en voldoende ruimte om te ontwikkelen. Ik ben er zeker van dat Nederlandstalige dichters daar hetzelfde over voelen. Vertalen is de beste manier om je te verdiepen in andere talen en literaturen. Ik heb behoorlijk wat vertaald uit verschillende talen, vaak in samenwerking met anderen. Van Sappho, waaraan ik bijna twintig jaar gewerkt heb, tot Gloria Gervitz, wat ik juist afgerond heb. Gedurende heel wat jaren heb ik ook gewerkt met Arabische poëzie, ondanks het feit dat ik geen Arabisch spreek. Vorig jaar in november organiseerde ik een groot Zweeds poëziefestival in Damascus samen met de Zweedse, Syrische en Palestijnse vrienden om te vieren dat we de eerste anthologie van moderne Zweedse poëzie in het Arabisch afgerond hadden. In het begin van september hebben we tien Arabische dichters uit Marokko, Irak, Syrië en Libanon uitgenodigd voor workshops en poëzielezingen in Stockholm. En in november breng ik enkele Zweedse dichters naar lezingen in Marrakesh en Casablanca. Ik ben ook eindredacteur van een serie van boeken van dichters van over heel de wereld voor de uitgeverij Wahlstrom & Widstrand. We zoeken ook naar enkele Nederlandse en Belgische dichters voor de reeks, maar wie dat wordt, daar hebben we nog niets over beslist. Dichters selecteren die je wil vertalen, is een zeer interessante bezigheid. Eerst moet je heel wat lezen. Tegenwoordig – vooral bij poëzie uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika – wint het internet meer en meer aan belang. Wanneer ik vroeger iets interessant vond, kocht ik gewoonlijk de boeken en soms raakte ik genoeg geaffecteerd om betrokken te raken bij de moeizame maar fantastische zaak die vertalen toch is.

In 2005 won je de Karl Vennberg Pris, een prestigieuze prijs in Zweden.

Ik geloof dat Karl Vennberg in het Nederlands is vertaald. Hij was een modernistische pionieer van Zweedse poëzie. Maar hij was veel meer dan dat. Hij heeft deze onmiskenbare stem, en ironische en intellectuele toon die zijn poëzie zowel als zijn kritieken iets zeer speciaal maken. Voor mij is hij een van de belangrijkste Zweedse dichters aller tijden.

Je nodigde mij uit om op Facebook lid te worden van de groep Kulturhuset i Vathi (Samos). Wat is dat precies?

Het is een cultuurhuis dat ik oprichtte samen met drie vrienden op het Griekse eiland Samos. Mensen kunnen er verblijven en werken gedurende een week of twee en dat tegen spotprijzen. Volgend jaar starten we er met een internationaal poëziefestival met dichters uit alle windstreken.

Je bent redacteur geweest van Bonniers Litterära Magasin . Wat deed je voor het tijdschrift en waarom hield het op te bestaan?

Niet veel eigenlijk. Ik werkte er maar een hele korte periode. Op dat moment vond ik het maar niks om een werknemer te zijn. Maar ik maakte enkele leuke artikels, er is bijvoorbeeld een artikel over de Zweedse dichter Erik Lindegren waar ik helemaal geen spijt van heb.

In het derde nummer van Kluger Hans publiceren we gedichten uit The moment for Pindar is a small place in time.

Pindaros is een van mijn favorieten. Zijn poëzie is nauwelijks te vertalen, maar ik lees en herlees hem. Worstelen met de oude Griekse dichters, betekent altijd geconfronteerd worden met het onverstaanbare, de grenzen van de verbeelding en de empathie. Maar tegelijkertijd werpt het licht op onvermoede zijden van je gedachten en gedrag. ‘Het moment’ is een cruciaal onderwerp in de gedichten van Pindaros, het is een vergeten kwaliteit waarnaar ik op zoek ga in dit boek. Ik herschrijf veel. De paperback met mijn verzamelde gedichten telt niet meer dan 234 pagina’s ondanks het feit dat ik elke dag schrijf. Ik veronderstel dat ik een trage schrijver ben. Maar aan de andere kant, de wereld is al overstelpt met ongelooflijk goede gedichten (Ik las ergens dat er meer gedichten zijn geschreven van 1972 tot nu dan in alle jaren voor 1972). Ik denk dat elke dichter, elke mens, moet nadenken over eeuwigheid – niet in de banale zin van de dood verslaan, maar als een positie van waaruit je werk wordt beoordeeld. Dat is overigens waar het moment van Pindaros helemaal rond draait.

Heeft Lisette Keustermans je over haar vertalingen aangesproken?

Nee, ik heb deze keer niet met Lisette gepraat. Bij vorige vertalingen heeft ze me wel eens wat gevraagd. Ik vermoed dat ze op geen enkel problemen is gestoten, dat ze kon oplossen door mij aan te klampen. Ik respecteer haar enorm en ik vertrouw erop dat mijn gedichten in haar vertaling zo goed zijn als ze maar kunnen zijn. Andere vertalers hebben andere manieren. Sommigen willen over alles discussiëren; ander verkiezen om zich op hun eigen werk te concentreren. Vanuit mijn eigen ervaring als vertaler, hangt het enorm af van welke gedichten je precies aan het vertalen bent. De beste gedichten zij diegene die je ook kunt begrijpen zonder de dichter vragen te stellen.

Over de auteur